Pagina's

12 december 2012

sinterklaas

De eerste echte kou is in de stenen gekropen en doet de goesting naar vettig eten en zoet stijgen. Mond toe en op de tanden bijten, dat is nu de boodschap. 
Ik ken mijn intern evenwicht. Een dagje uitgezakt in de zetel hangen en snoepen is zonder meer nefast voor mijn wekelijks aan de weegschaal blootgesteld gewicht.
Maar dan komt Hij weer.

Als ik 's morgens de marsepeinen patatjes, chocoladen ventjes en speculazen figuren zie liggen, her en der quasi nonchalant door de Piet rondgestrooid, voel ik het al. De kilo-sterren staan niet goed vandaag. En voor ik mijn gezond verstand kan gebruiken heb ik al een patatje geproefd.
Ik weet nochtans dat de Sint maar een oefensessie is voor de vele copieuze schranspartijen en het alcoholische vertier dat december rijk is. Voorkomen is dus beter dan genezen.

Ik krijg van de Heilige Man een thrillerserie op DVD. Heerlijk tijdens koude avonden onder een warm dekentje. Twintig uur nagelbijten in het verschiet. Je moet er voor zijn, en ik ben er voor.

Tijdens het pakjes-open-maken-en-gedichten-voorlezenmoment ben ik flink en blijf (bijna) overal af, maar tijdens de brunch sop ik grote brokken koek in mijn koffie om daar mijn boterhammen mee te beleggen. Ik sus mijn geweten en de kleffe smaak met wat mandarijn achteraf. Om die smaak dan weer met een patatje af te zwakken.

's Avonds ga ik naar een bijzonder gezellig feestje waar de cava rijkelijk vloeit en vettige worstjes en peper en zout-chips niet aan de verleiding kunnen weerstaan zich via mijn hand naar mijn mond te begeven. Er is iets raars met onverantwoord eten: als de dag met zoete zonde is ingezet, lijkt de strijd tot het slapengaan bij voorbaat verloren. Bovendien geeft cava een prettig laissez faire laissez passer gevoel.

Een nukkig kattenbeest kondigt de volgende dag het verderzetten van de ingeslagen vettige weg aan. Niks helpt beter tegen een kater dan een zwaar ontbijt.
Ik voel me zo slap en futloos, dat het dier later op de dag geen enkele moeite heeft me nog meer speculaas te laten verorberen. Ik durf niet op de zak kijken naar het gewicht van de plots volledig in mijn lijf verdwenen koek.

Na een lange verkwikkende slaap ben ik weer fris en monter, en wurg ik stante pede mijn inwendig duiveltje: ik ga moedig op de weegschaal staan.
Een kilo gewichtstoename, in één weekend.
Ik slik. Met lege en droge mond dit keer. En zet direct het noodplan in werking.
Dus kijk ik 's avonds van op de hometrainer naar de eerste aflevering van mijn thrillerserie. Door de spanning begin ik steeds sneller te trappen. Voor ik het weet heb ik honderd minuten op de teller staan. Zo gaat het goed. De flessen water vliegen er weer door, en de broek begint na een paar dagen weer minder te spannen.
Of hoe die Sint toch wel goed weet welk geschenk geschikt is voor mij.
Dank u, Sinterklaasje!





24 november 2012

koffie

Een koffie bestellen doe ik tegenwoordig met een klein hartje. Soms word ik namelijk bekeken of ik in een boekenwinkel “een boek” vraag. Want 'een koffie' bestaat niet meer. Het is een Ristretto, of een Lungo. Arabica of Robusta. Met of zonder melkschuim. Met of zonder honing op dat melkschuim. En als je niet snel “Neee!” roept, ook nog met snoepjes erop.

Nog erger wordt het als je zo'n 'Nespresso' machine cadeau krijgt. Goed bedoeld, maar dan begint de misère pas echt. Want de cups die je erbij kreeg raken snel op, en helaas kan je die niet aanschaffen in de winkel op de hoek. 
Je moet er dus tijd voor maken en naar een daartoe speciaal ontworpen koffieparadijs gaan.

Uit ondraaglijke nieuwsgierigheid stap ik er één binnen. Alles geurt en kleurt hier naar koffie. Aan de muur hangen honderden kleine cups in hypnotiserende rijtjes naar het plafond toe.
Ik krijg volgnummer 10. Elf strakke donkere pakken kijken me welwillend aan. Iedereen wacht. De stilte voor de koffie. En net als ik wil vragen of ik iets speciaals moet doen met mijn nummertje, komt er toch als door een wesp gestoken een schijnbaar willekeurige koffieman op mij af.

Ik kom alleen maar informatie vragen, ik heb nog geen machine maar ik denk dat mijn man die voor mij gaat kopen, ...” lieg ik schaamteloos. En zet daarmee de koffiemolen in werking die me mee zal voeren langs aroma's en koffiesoorten, intensiteiten en smaaksensaties, en dit alles in ecologisch verantwoorde en recycleerbare cups, waar je bovendien een handig afvalcontainertje bij kan kopen.

Ik weet uit beroepsmisvorming dat je bij het onderwijzen van een nieuwe taal niet meer dan een zevental nieuwe begrippen per uur mag aanbrengen, mijn koffiepsycholoog zit daar binnen de paar minuten al over. Zijn handen fladderen over de kleurige cupjes en frazelen ingestudeerde beschrijvingen die ik straks nog eens in mijn glanzende folders zal kunnen herlezen.

Het praatje cirkelt duizelingwekkend rond mijn hoofd. Ik word bevraagd op mijn karakter en smaak, om zo de voor mij perfecte koffiecup te kunnen selecteren. De andere verkopers staan er, elk achter hun eigen desk, enthousiast op toe te kijken hoe ik stilaan dronken word.

En dan mag ik die ene speciaal voor mij samengestelde koffie proeven. 
Gratis en voor niks. De echte koffiesensatie met een perfecte schuimlaagje. Zwart. Want zo wil ik het.
Het is een lekker koffietje.
Als ik mijn mannetje beken dat het voor mij zelfs nog iets straffer mag, glimlacht hij: “Ik zie het al, een échte koffiedrinker.”

Al slurpend droom ik dat er voortaan bij het aflopen van mijn wekker een team op de been is om de best met mijn stemming, het weer en mijn plannen voor die dag accorderende koffie in mijn handen te duwen.

Naar de prijs moet ik zelf vragen. En die verbaast me niks. Want al doen de verkopers alsof ze het allemaal uit pure passie doen, op het eind van de maand willen ze natuurlijk ook hun deel van de koffiekoek. Benieuwd hoeveel kruimels er daarna nog overblijven voor de echte koffieknoefters, die wellicht zonder Nespresso-pauze moeder aarde helpen bij het baren van die wonderlijke bonen.

Ik krijg plots genoeg van dit circus, begeef me naar de exit en denk met liefde aan de plastieken koffiefilters van 'Bij de Postduif'.


03 oktober 2012

tegengif

Kunde gelle ni àchter mekaar rije?”

Ze spuwt pure gal. Liefst zou ze ons omver rijden. Of ons laten opsluiten voor een paar dagen. Water en brood. Dat we het voelen.

Nochtans is het pad breed genoeg voor minstens vier fietsers. Maar zo kunnen we niet beginnen. Regels zijn regels, en met gezelligheid kunnen we geen rekening houden. Daarvoor zijn we met teveel.

Ik kan er niet tegen. Ik wil en zal er nooit aan wennen, aan zulke bitsige anonieme aanvallen. Het raakt me. Diep in het hart.
Het is als onverwacht met je blote voet in een vlijmscherp stuk glas trappen. De eerste paar seconden sta je alleen verdwaasd de schade op te nemen en pas dan slaat de pijn in alle hevigheid toe. Om nog lang na te zeuren vooraleer de wonde echt geheeld is.

Nu wil het toeval dat juist op deze dag de ruimte in mijn agenda te klein is om de vele feestjes te noteren waar ik zeker niet wil ontbreken. Ik zap van de gemoedelijke straatbarbecue naar het verjaardagsfeest van de alleen in leeftijd oude knarren. Vervolgens nog naar het mega buitengebeuren met stomende optredens en een massa deinend mensenvlees. En elk feest blinkt van de good vibes. Een hele dag genietkoppen om me heen.

Dicht bijeen is warm, en dat geldt niet alleen voor de frisse buitentemperatuur.
We zijn niet met teveel voor gezelligheid. Ik voel het daar waar de glasscherf zat.
Een warme genezende gloed.
Bedankt, merci! Voor het juiste tegengif.

16 september 2012

het mysterie van het leven (3): pashokjes

Soms, heel soms, kom ik er tevreden buiten, blij met de blik op mijn lijf en de nieuwe aanwinst. Maar meestal gaat het anders: Ik betreed de wachtruimte met -tig kapstokjes. Een frisse verkoopster reikt me, na het professioneel tellen van de haakjes, een met het aantal accorderend gekleurd stuk plastiek aan. Dan is het wachten op een leeg hokje, tussen de jonge babes met minuscule niemendalletjes. Ze worden vergezeld door hun vriendjes, die braaf op een neplederen zitje wachten tot hun prinses in verschillende cadeauverpakkingen voorbij komt flaneren.
Vroeger wierpen ze me nog een meewarige blik toe, nu zelfs dat niet meer.

Ik wil zo snel mogelijk in een hokje, ook al weet ik dat ik daarmee onherroepelijk in de val trap, de gegeerde kledingstukken als lokaas. Het felle licht, dat eerder zou passen in een operatiekwartier, portretteert mijn gezicht te rood en doorrimpeld in de spiegel. Achteruitdeinzen is er niet bij, je knalt direct tegen de achterwand.
Ik laat geïntimideerd mijn broek zakken en buig me voorover om mijn schoenen los te maken. Daarbij krijg ik in de achteruitkijkspiegel een onverwachte kijk op mijn billen. Tot in de kleinste putjes.
Ik begrijp eigenlijk zelf niet waarom ik nog in het aas bijt. Ik weet van tevoren dat er een ferme klap op mijn zelfbeeld volgt.

Maar nog erger is het als het hok geen eigen spiegel heeft, en ik me moet laten taxeren door de immer aanwezige verkoopster, vooraleer ik een blik in de spiegel kan werpen om dan snel op mijn stappen terug te keren. Waarbij de mond van de verkoopster zegt dat het me erg goed staat, en haar ogen daaraan toevoegen: voor uw figuur en uw leeftijd.

Het is me echt een mysterie waarom ze dit oord des aanziens niet wat aangenamer maken. Met een zacht lichtje bij het binnenkomen. Dat je dan zelf kan ont-dimmen, zover de pijngrens reikt. Ik zou meer kleren kopen, zeker weten. 







08 augustus 2012

la douce france

Op de internetfoto zag het er prachtig uit. Bij het openritsen van je tent zou je verwend worden met een uitzicht over sappig glooiende heuvels waar de wijn al bijna vanaf druipt.
Die belofte helpt ons vooruit bij de laatste tot indigestie gevreten kilometers. We rijden over een  rustig weggetje nu, ver van het geraas van de autostrades. Ik proef de wijn al die ik binnen luttele minuten zal drinken.

We hebben 's morgens gebeld of er plaats is. Pas de problème. En zo belanden we, tussen volleybalveld, toiletten en café geprangd, in een zuiver Nederlandse roedel. De buurman ziet wat exotisme wel zitten, en probeert een pakt met ons te sluiten tegen zijn landgenoten. “Die Belzen, zo'n fijn volk, en zo heerlijk dat de wegen bij jullie nog zo gezellig hobbelen, nou, wij vinden het prima hoor,welkom. Alleen die voetballers van jullie....”

Mijn nekhaar voorspelt iets waar ik nog niet echt de vinger op kan leggen.
We beantwoorden niet helemaal aan dat wat hier van de kamperende medemens verwacht wordt. We hebben de Birkenstock dresscode niet begrepen. En we willen liever niet alles fijn gezellig samen doen. We vinden bio en veggie lekker maar eten ook wel eens schaamteloos worst.

Un vin blanc, dat hebben we nodig. We praten prompt Frans. Deels omdat het leuk is om de landstaal te praten, maar vooral om ongezouten onze observaties te kunnen luchten. Ook dat vindt de buurman geweldig, dat we zo naadloos van Nederlands naar Frans overschakelen.

De volgende ochtend worden we gewekt door luid kakelende kippen die met veel “Nou!” en “Precies!” bespreken of ze liever petjes gaan knutselen of op het ezeltje rijden.
We besluiten dat het voor ons ofwel een rustiger plekje wordt, (er vertrekt al een hele karavaan caravans, dus dat moet lukken), ofwel zelf ook vertrekken.
Dat is echter buiten de snottebel gerekend, die als vakantiehulpje orde op zaken moet houden. “Zo gaat dat niet hoor mevrouw, die plaatsen zijn allemaal gereserveerd. Op welke plaats staat u nu? Ooh, die is ook gereserveerd hoor, u kan niet blijven, u moet weg. U had gebeld? Ja, maar dat was gisteren, u had niet gevraagd of u langer kon blijven, dan had u even moeten reserveren. Dat is normaal hoor, op campings, in het hoogseizoen, u moet altijd van te voren reserveren.“ De dom-oud-mens blik die ze mij daarbij toewerpt is de druppel. 
Ik vertel haar rustig maar ijskoud dat ik al een twintigtal jaar langer in het hoogseizoen kampeer dan dat zij op deze aardkloot rondloopt, en dat ik dus als ervaringsdeskundige spreek als ik zeg dat je dan 'normaal' de mensen erop attent maakt dat er maar plaats is voor één nacht. Ze maakt stilletjes de rekening en vergeet daarbij ons vertier van de vorig avond. Ik zeg er niks van, en betaal met een dom-jong-wicht blik.

We rijden naar een camping municipal, op een prachtige plek met uitzicht op een klein vissershaventje. Aan de receptie hangt een briefje: Zoek gerust een plaatsje, vanavond is de receptie open. Welkom op onze camping.
Een dikke vrouw met fout trainingspak knikt vriendelijk bonjour als we passeren. Haar man zit met bolle ontblote buik geconcentreerd te niksen. Hier is geen zak te doen. We verbinden twee bomen met onze hangmat en trekken een fles witte wijn open. 




11 juli 2012

alpujarras

“En toch wil ik het! Hier!”
Zo moet ooit een eigenzinnige man zijn mokkende vrouw het zwijgen hebben opgelegd. Hij deed een eerste houw in de met stenen besprenkelde grond, daar ongeveer waar nu het kerkplein van Pitres in de zon ligt te soezen. Nooit had hij kunnen vermoeden dat hier nu zeven dorpen aan de bergwand kleven. Een reuzenspatel heeft ze op de zachte onderbuik van de onherbergzame Sierra Nevada uitgesmeerd. Zuidgericht en vleugen Arabische lucht inademend. Bijna pijnlijk wit sinds de locals er, na een verwoestend bezoek van de pest, hun huizen ter ontsmetting jaarlijks witkalken.
Net die schittering op de lome flanken is een niet te weerstane verleiding gebleken. Hippiejongeren met wapperende manen vielen bij bosjes voor deze streek, en bleven er hangen. Voor wie een beetje bij de tijd is, is love-and-peace-wuiven in kleurige soepjurken en flodderbroeken passé. Hier dus niet. Maar geen probleem. Op de wekelijkse markt liggen de bio paprika's van de langharige 'eco loco' man broederlijk naast de mooier glimmende van Paco.
En de dikke bakker staat te schaterschudden om de mop van de naaktvoetige man die zijn paars velours geldbuideltje na elk gebruik met een koordje weer moet dichtknopen.
Jaren later landt hier nog een tweede stroom inwijkelingen: de Engelsen op leeftijd, die hun deprimerende druilregen inruilen voor een zonniger bestaan, mét de hulp van hun op de Banco Popular gestort pensioen. Hun Spaans lijkt door een techno DJ gemixt, maar wordt door de plaatselijke bevolking als een soort West-Vlaams aanvaard.
Verder heb je hier ook de tijdelijken, waaronder wij. Wij laten ons graag verleiden door grillige bergpaden. En ook door de vriendelijke obers, die ons
's avonds van eten, drinken en een babbeltje voorzien en daarmee de vermoeidheid in onze botten ombuigen tot een roezige rust.
Ditmaal hebben we gekozen voor een vaste stek. Onze trouwe rugzak blijft achter in een stulpje in Fondales.
Fondales hangt als allerlaatste blokkendoos aan een misselijkmakend kronkelende smalle weg. Vanaf hier worden wielen vervangen door klakkende ezelspoten, of door de benenwagen.
's Morgens genieten we van toast met boter en mermelada op ons eigen terras, en laten de dorpelingen met hun kruiwagens en viervoeters langs ons heen lopen voor een dag noeste hakarbeid.
Later beginnen ook wij stap voor stap de steile kloven te beklimmen in de trage kadans van bocht naar bocht steeds verder omhoog. De flanken zijn verkapt in met stenen afgeboorde terrassen, soms met sappig groen gras, dan weer met voor eigen gebruik geplante olijf- of amandelbomen. Daartussen een enkel atelier waar een plaatselijke kunstenaar zijn passie voor de streek beschildert. Aan de overkant van de kloof hangt een kudde wol als zachte witte  pluisjes op een groene trui. Je zou ze zo willen wegplukken, maar de wild voortstormende rivier beneden trekt een harde grens tussen hier en daar, en die is pas kilometers verder te overbruggen. We zwoegen zwetend verder tot we zo hoog zijn dat de toppen achter onze berg opdoemen in stilmakende oneindigheid. Dan roepen de dorpen ons vanuit de diepte weer terug voor een welverdiende pint aan één van de plastieken tafeltjes in de eerste bar die we tegenkomen.
De rest van de dag werken we vlijtig aan onze tijdelijke inburgering. We herkennen elk dag meer mensen en zwaaien vrolijk “Ola! Que tal?” naar de vrouwen die op de hoek van de straat dagenlang kwetteren over de rijpheid van de tomaten en de zachtheid van het bronwater. De specialiteiten van de twee bar-restaurants in het naburige dorp hebben we uitgeprobeerd. Elke avond leggen we te voet de anderhalve kilometer af die ons nest van ons eten scheidt. We begroeten de vaste klanten. Voor elk van hen hebben we een plausibele geschiedenis gefantaseerd. En stilaan, zonder het zelf te beseffen, worden we zelf vast cliënteel. De cafébaas kent onze voorkeuren, onze afkomst, en hij weet waarom we zo goed Spaans spreken. Hij weet ook dat we ons na het eten zullen laten verleiden tot het nuttigen van nog een laatste halve liter witte wijn.
Op een avond trekt hij zijn stoel bij en vertelt. Tien jaar woont hij hier nu. Vroeger leefde hij aan de andere kant van de oceaan. Onrustig. Kon zich niet vestigen. Was steeds onderweg met zijn camionette. En nu al tien jaar, hier, in deze bar. Zijn bar. Weg wil hij niet meer. Al contrario. Hij heeft een huis gekocht in Fondales, 'ons' dorp, aan het eind van de kronkelende weg. Eindelijk vindt hij rust.
We knikken. We begrijpen.

























10 juni 2012

tweede liefde


Dit is voor altijd”. Hij zegt het rustig, alsof het vanzelfsprekend is.
Het meisje ontspant zich in zijn armen.
Ja”, zegt ze. Het is nauwelijks hoorbaar.
Dan is het een hele tijd stil.
Stop de tijd!” wil ik roepen, maar dan zou ik hen storen.

De eerste keer. De oneindige liefde. Onoverwinnelijk. Samen kunnen ze elke tegenslag het hoofd bieden. Nu nog.
Want ze weten nog niet dat eeuwig soms tijdelijk kan zijn, vooral in de liefde. Alleen de dood is voor altijd.
Het is de eerste keer en hoe zouden ze zich moeten voorstellen dat zo iets moois en puurs kapot kan gaan.

Maar liefde is zo berekenbaar als het weer. Even onverwacht als de zon, komen de wolken. En in het slechtste geval ploft de geliefde met een rotsmak van zijn piëdestal. Niks onaantrekkelijker dan hem onelegant zijn wonden te zien likken. Zich daarbij in niets meer onderscheidend van de gewone sterveling. Alleen wat naakter in zijn onvolmaaktheid.
Dan weet je: het is over. The point of no return. Want hoe harder hij zal proberen om het vuur weer aan te wakkeren, des te dieper zinkt hij weg in het moeras van de nakende liefdesbreuk. Geen redden meer aan.

Liefdesverdriet is rauw en vlijmscherp en achtervolgt je als een pitbull. Het mes in je borst wentelt rond zonder de uitgang te vinden. Elke herinnering een pijnlijke steek.
Liefst zou je weglopen van jezelf, of ten minste elke dag een uurtje pauze krijgen van deze kwelling.
Je leven is over zijn hoogtepunt, zo goed als gisteren kan het nooit meer worden. De wereld hult zich in schemering. Je bent in een zwart-witfilm beland.

Voorzichtig raap je de scherven bij elkaar. Met de moed der wanhoop overleef je verder, niet begrijpend waar de mensen om je heen zich zo vrolijk om kunnen maken. Het leven is geen lolletje.

En dan gebeurt het! Een nieuwe liefde kruist je pad. Wat je dacht nooit meer te voelen is er weer, en ook dit voelt eeuwig. Alleen, nu weet je: 'tot de dood ons scheidt' is een zoete wens, geen belofte. Bovendien ken je de prijs van het risico. Je weet dat je geliefde je kan breken, en dat herlijmen littekens laat. En dat je ook dat weer zal overleven. Maar in al die kwetsbaarheid zet je toch je hart weer open. En dat, juist dat vind ik zo mooi aan de tweede liefde.





13 mei 2012

de eikenhouten kast



tien uur 's morgens

Hoe kan je nu zo dom zijn?”
Moest ik het dan rieken? Hij sprak heel goed Nederlands. En toen hij zijn naam zei, was de afspraak eigenlijk al gemaakt. Hij komt om één uur.”

Yilmaz, dat is de naam. Zo'n vreemdeling dus. Die mannen komen met heel hun familie. De ene onderhandelt over de prijs van de kast, de anderen kijken rond. Of er nog wat te rapen valt. Al dan niet goedschiks. En maar praten, en je verstaat er geen jota van.
Maar hem zullen ze niet liggen hebben. Zowaar hij Raymond heet.
De woonkamer gaat op slot, de Peugeot in de garage, de poort toe. De portemonnees en de diamanten ring van Maria in de kluis.
Ze mogen alleen de trap op naar de logeerkamer, daar waar de kast staat. Maria loopt voorop, ik achteraan. En onderhandelen kunnen ze in de keuken. Als ze tenminste ècht geïnteresseerd zijn in zijn kast.
Een degelijke eikenhouten kast, niet te verslijten. Dat komt ervan, de prijs van zo'n schoon kast laten zakken. Dan krijg je dat soort volk.
En hij moet Willy bellen. Vragen dat hij hier samen met zijn zoon 'toevallig' op bezoek is.
Je kan niet zeker genoeg zijn. Gewoon goede voorzorgen nemen.


één uur 's middags

Ding dong.
Ze staan stijf van de adrenaline. Willy heeft daarjuist nog zo'n verhaal verteld. Ook niet slim. Nu heeft Maria nog meer schrik gekregen.
Toch is zij degene die de deur open doet. De afspraak is tenslotte door haar gemaakt.

Goedemiddag mevrouw, heren. Ik ben Yilmaz. Aangenaam. Ik heb met mevrouw gebeld om eens naar die kast te komen kijken.”
Kom binnen meneer. Bent u alleen?”
Ja, ik kom eerst gewoon kijken. Als ik de kast goed vind komen mijn broers helpen om ze op te halen.”


kwart na één 's middags

Het ging goed. Hij zal vlug gezien hebben dat er hier niets achterover te drukken valt. En die vlieger van “Ik haal mijn broers” ging ook niet op.
Merci Willy. Goed idee om die kast direct uiteen te vijzen en naar zijn auto te dragen. Subliem.”
Ja, we zijn er om mekaar te steunen hé!”
Als ik eens iets voor jou kan doen? Je weet me wonen.”


half twee 's middags

Ben je al thuis? En? ”
Ik heb ze gekocht. Een mooi stevig meubel. Niet te duur. Lieve mensen ook. Ze hebben de kast zelfs direct uiteen gevezen en samen in mijn auto gestoken. Niet dat ze nog jong waren. Maar dat ik Idriss en Öner zou halen, daar wilden ze niet van weten.
Nee,nee, dat is niet nodig, meneer. Het is zo gebeurd. Daar moet je toch je familie niet voor lastig vallen. Wij doen dat met plezier! –
Echt! Heel vriendelijke mensen! “






02 mei 2012

boezemvriendjes



Als jonge haantjes klauwen en blazen ze naar elkaar of hun jonge leven ervan afhangt. Moeder brult dat de frietjes klaar zijn, en dat ze aan tafel moeten komen, maar haar wens verdwijnt in de wervelende draaikolk vechtend kind.

Met een vermoeide zucht neemt ze haar opvoedende taak op:
Eerst worden zoonlief en het vriendje met zachte, doch kordate hand uit elkaar geplukt.
Ze leggen tijdelijk de strijdbijl terzijde, maar van gezellig kakelen is nog lang geen sprake. Schijnbaar onverschillig observeren ze de foto's aan de muur, de spieren strak gespannen voor de volgende uithaal, uit het zicht van de moeder.

Die oreert nu de monoloog van de rijpe volwassene : Komt in de beste vriendschappen voor. Ook bij de grote mensen. Erover praten. Respect van beide kanten.

Geladen stilte.

Wat moet ze doen om hen weer tot vrede te verleiden? Wat is er fout gelopen? En hoe kan ze dat rechtvaardig oplossen? 

"Wat ben je nu aan het denken?" vraagt ze zalvend aan haar zoon.
Zijn ogen spuwen vuur. "Dat mijn frieten koud worden!", schreeuwt hij.
Het vriendje proest het uit. Ook zoon kan zijn gezicht niet meer in bliksemstand houden.
Zich haast verslikkend in hun lach spurten de haantjes arm in arm naar de tafel om zich op hun kip met frietjes te storten.




22 april 2012

tristesse dimancheuse



Dikke druppels spatten kleine plasjes op mijn mouw. Ik ken dit: spurten naar het dichtstbijzijnde café of voor de zoveelste keer later wel weer opdrogen.

Het wordt 'Hotel De Gouden Kroon'' Er is nog één tafeltje vrij in de donkere bedompte ruimte, naast twaalf zondags opgetaloorden. Zes permanenten, drie kletskoppen, twee petten en een pruik, fond de teint (royaal), lippenstift, blush. Grijze golfkes en deux-pièceskes en kostuums met blinkende zitvlakken.
De wangen kleuren rood bij de tripel en bleek bij de koffie.
Ze knikken overtuigd bij elke waarheid die over tafel rolt, want ze weten samen: de wereld is om zeep. Het is nochtans heel simpel: moest iedereen zich aan de regels houden dan zouden er geen problemen zijn.

Een frisse jonge dienster brengt nieuw zondagsvocht. De mannenogen dwalen van de hoofdzaak weg. De onvervulde dromen knagen pijnlijk. Natuurlijk zullen ze zich niet verlagen tot een zonde, dat hebben ze trouwens nooit gedaan.
Ik zie de leegte in gedoofde hoofden, niet eens nasmeulend. Deze levens dragen kruisen van verlies en uitgevlakte hoop. Rond de tafel hangt een geur van verveling, van wachten. Nog liever met z’n twaalven hier dan met zijn tweeën thuis.
Bovendien geeft dit stof voor zes roddelsessies straks, in de eigen stulp teruggekeerd.

“Dàt is tenminste ne man!!!”
“Ze zeggen altijd: een goeie man mag niet….”
Zijn eigen boterhammen smeren? Een vrouw begeren? Wenen?

En voor u?” vraagt het meisje. Ik mompel een sorry, en dat ik mij vergist heb. Ik sta op en loop naar buiten. De regen klettert nu in een dicht gordijn naar beneden. Ik voel stralen ijskoud water langs mijn nek tot in mijn bilspleet stromen, en het leven door mijn aders.



12 april 2012

het mysterie van het leven (2) : de sok




Er wordt wat afgescheiden tegenwoordig. Vroeger was het een spijtige, ietwat schandelijke uitzondering, maar tijden veranderen. Kinderen vragen elkaar nonchalant of hun ouders al apart wonen, de belastingaangifte heeft zich aan het verschijnsel aangepast, en je kan de optie op elk officieel formulier aankruisen.

Het grootst aantal scheidingen vinden we echter bij sokken. Je haalt ze als paar uit de kast, draagt ze als koppel aan je voeten en mikt ze samen in de wasmand. En toch. Na het wassen vind je wel Adam, maar Eva is in geen velden of wegen te bekennen. Alles proberen ze om elkaar te ontlopen: onder het bed kruipen, in schoenen en broeken blijven hangen, zich in de pluizenfilter van de wasmachine nestelen.

Soms helpt het gewoon te wachten tot de volgende wasbeurt. In het beste geval denkt Eva dat de kust vrij is en geeft ze toch weer acte de présence, en kan je hen weer samenvouwen in gedwongen huwelijk.

Maar er is een nog mysterieuzer fenomeen. Soms komt de tweede sok namelijk gewoon niet terug. Weg. Voor altijd. Hoe kan dat toch? Ik vind er geen plausibele verklaring voor. Ze gaan schijnbaar gewoon ergens anders wonen.

Er is natuurlijk een simpel trucje: Je plooit de sokken na gebruik weer samen en deponeert ze zo in de wasmand. Maar dan haal ik ze gegarandeerd als natte bol uit de droogtrommel. Wegens vergeten los te maken bij het wassen. 
Niks voor mij.

Uiteindelijk heeft mijn empathisch vermogen mij naar de oplossing geleid. Sokken zijn blijkbaar niet zo monogaam. Dus koop ik ze tegenwoordig per tien gelijke paren. Het levert een commune op met twintig lukraak te koppelen exemplaren. Dat onderling gewissel bevalt hen blijkbaar.

En gaat er dan toch eentje de hort op, dan wacht de vrijgezelle sok gewoon tot de volgende mysterieuze verdwijning, en er kan weer gekoppeld worden.

Daar is over nagedacht. Al zeg ik het zelf. Zou ik een patent nemen? 





25 maart 2012

carlos' snoepje


Schat, ik maak me zorgen om onze Carlos.”
Huhh?”
Ja, ik weet niet,...hij is soms zo hebberig. Vanmiddag kreeg hij van oma een grote zak snoep. De buurjongen was hier toen aan het spelen, en hij weigerde ook maar één snoepje te delen. “Het is mijn oma, dus mijn snoep.” Erger nog: daarna troggelt hij dat ventje diens lievelingsautootje af. Niet met schoppen en slaan, maar, gewoon.... hij lult dat manneke gewiekst het autootje uit de handen. Hij kan het niet kroppen dat iemand iets heeft wat hij niet heeft. Pas als het van hem is kan hij weer vrolijk verder spelen.”
Maar liefje, nu overdrijf je toch een beetje. We hebben gewoon een vinnige zoon, die niet op zijn kop laat zitten en waakt over zijn spullen. Dat zal hem later nog goed van pas komen. Let maar op.“


Papa had het bij het rechte eind: Carlos mag zich heden verheugen op een recordbonus voor zijn geweldige inbreng als CEO van Inbev. Een inbreng die de schuldenberg van het bedrijf danig heeft doen slinken. En dit door het toepassen van een paar eenvoudige trucjes: de prijs van het bier fiks omhoog, het aantal werknemers fors naar beneden, en geen belasting op winst betalen.
Fluitje van een cent!

Rijst het probleem: wat doet een mens met zoveel geld?
Honderd drieëndertig miljoen euro.

Hij kan zich eens goed laten gaan op de beurs, maar dan wordt de portemonnee alleen maar dikker. Geen oplossing voor het probleem dus.

De gemiddelde Vlaamse woning kost 220 000 euro. Zo kan hij er zich dus een 600-tal aanschaffen. En dan? Verhuren? Dan kom je toch wéér bij de oorspronkelijke queeste uit.

Niet simpel hoor! Enig out of the box denken is hier wenselijk.
Ik laat mijn fantasie de belachelijk vrije loop: Wat te denken van een tropisch eiland? Helemaal voor hem alleen? Ik vraag het even aan google, en zowaar, er bestaan best wel wat sites voor de aankoop van zo'n hebbedingetje. Ik vind een schitterend exemplaar, zwoelgroene bossen omzoomd door spierwitte palmstranden, het geheel omgolfd door diepblauwe zee.
Vanaf één van de stranden zie je een paar volgens de laatste mode ingerichte riante villa's. Kostprijs van dit paradijs: een kleine tien miljoen euro. Of het huidige personeelsbestand, waar de huisjes wat verderop op wijzen, ook in de prijs begrepen is durf ik niet zeggen.
Maar dit lijkt me al een goede start. Nog honderd drieëntwintig miljoen te gaan.
De moed begint me al in de schoenen te zakken.



Ik zie natuurlijk wel een waaier aan goede doelen die de wereld voor een hele meute mensen wat leefbaarder zou maken. Niet veel creativiteit voor vandoen.
Maar ik vrees dat onze Carlos, die ervoor zorgt dat zijn bedrijf met een belastbare winst van ongeveer zo'n tropisch eiland nul (nul ja) euro belastingen betaalt, niet zo weg zal zijn van mijn voorstel. Dat voorspelde toen zijn zak snoep al.


Een diepe verontwaardiging heeft zich in mijn lijf geïnstalleerd en wipt daar als een ADHD pingpongballetje op en neer. En ik weet wel dat meneer lang niet de enige is. Wat hij steevast als verantwoording inbrengt in de virtuele discussies die ik met hem voer.
Belachelijk!
Maar mama, ik heb die gameboy gepikt omdat Didier dat ook heeft gedaan.”
Ok, dan is het niet erg, schat.”

Eigenlijk begrijp ik het niet: Wat bezielt zo'n Carlos toch?
Hoe kan je die bonus met goed fatsoen accepteren? Wat zeg je dan 's morgens op straat nog tegen de buren? Toch niet gewoon: “Goedemorgen!”?
En durf je nog een klein grof gesneden bestellen bij de bakker? Een mens kan toch niet alle dagen oesters en kaviaar eten?
Waar doet zo'n man dat voor? De kick? 
Het wegwerken van een minderwaardigheidscomplex? 
Of geilt hij gewoon op al die nullen?

En mag een menselijk wezen zo veel verdienen?
Het antwoord ligt in de betekenis van het woord 'verdienen' zelf: ik doe iets goeds of nuttigs, en ik krijg iets in ruil.
Geld meestal, maar dat hoeft niet. Een mens kan ook wat geluk verdienen na het verwerken van veel tegenslag. Of een standbeeld omwille van een heldhaftige daad. Of een koekje omdat je met je step de krant bent gaan halen voor die lieve oude buurvrouw.
Belangrijk in het woord verdienen is wel dat wat men ontvangt in verhouding staat tot wat men geeft of doet. En daar valt wel over te redetwisten, maar wat ons Carlosje hier als extraatje krijgt is te vergelijken met de buren helpen hun auto in gang te duwen bij een batterij-euvel en dan, in plaats van een welgemeende 'dank u wel', als beloning de auto mogen houden, verzekering, taks en ongelimiteerd benzinegebruik inbegrepen.
Elk vergelijk is zoek. 

Dus nee, Carlos, je verdient die bonus niet. En wij, de rest van de aardlingen, verdienen het niet dat er Carlossen zijn die onze broeksriem wat strakker trekken. Onder het mom dat ieder zijn steentje moet bijdragen.

Ik kan er niet tegen.
Niet bij kinderen, nog minder bij volwassenen.
Hebzucht.
Bah!

18 maart 2012

andalucia, 5 augustus.

Een echte Andalusiër doet zoiets niet, om drie uur 's middags langs een ezelspad van het ene witte dorp naar het andere lopen. Na het nuttigen van een stevig boerenmaal op de middag, doorgespoeld met een halve liter of meer plaatselijke wijn. Hij weet dat de struiken dan nog droger en stiller liggen te bakken onder die immense grill die de bergflank verlamt.
Het landschap mist kleur, als een foto die te veel zomers op een zonnige plaats heeft gehangen.

Zelfs de appelsienen die hier paradijselijk langs het traject groeien en bij de minste aanraking in je uitgestrekte hand vallen, bieden alleen lauwwarm sap waar je mond van gaat kleven.

De doorleefde gerimpelde karakterkoppen zijn uit het beeld verdwenen. Ze zitten waar ze moeten zitten : achter een koffie met een digestief in het plaatselijk café. Heilig is de siësta! God zelve verwijdert de levensasem drie uur per dag uit deze streek. Om ons te zeggen: er zit maar één ding op: binnen blijven, eten, drinken en wegdromen.

07 maart 2012

het rode elastiekje




Ze danst de ziel uit haar lijf, als enige trouwens in dit schaapachtig deinend publiek.
Vlak voor het podium heeft ze, haar schonkige anatomie in soepele cadans bewegend, een privé-terrein bedongen. Iedereen deinst een beetje terug.
Haar bloemenjurk is ter hoogte van de open decolleté in volle lente-explosie.
Die net iets te enthousiast wervelende weelde weet ze onder controle te houden met een paar stevige stappers in combats. En haar weerbarstige rosse haarbos met een rood elastiekje.

Nee, moeders mooiste is ze niet, en al haar bewegingen lijken wat uitvergroot, alsof ze denkt dat haar publiek verziend is. Maar ze danst met onvoorwaardelijke overgave, en dat trekt de aandacht. Ze weet dat en geniet ervan.

Bij het derde nummer loopt het mis. Een tot op het bot gemediteerde, recht uit India teruggevlogen ranke amandelkleurige fee komt ingetogen naast haar dansen.
Het meisje is er zich pijnlijk van bewust dat dit soort betoverende heupen niet veel moet presteren om de blikken van haar bloemenweelde weg te snoepen.
Ze kijkt de nimf een beetje teleurgesteld aan, maar krijgt een welgemeende glimlach cadeau. Ook dat nog. Ze is niet eens arrogant. Oogverblindend en
mega-sympathiek. Het meisje ziet haar publiek slinken.

En dan gebeurt het. De zanger grijpt haar mollige hand en noodt haar op het podium. Niet de hippiemannequin, maar zij. En ze gaat. Ze gaat vol, voor heel de zaal. Hààr onverwachte optreden. Stralend van vertederend geluk.
Het rode elastiekje valt uit haar haar. Het blijft de rest van de avond, midden op het podium, de kroongetuige van haar 'moment de gloire'.


29 februari 2012

schrikkeldromen


De minister stelt voor om de verlofdag op Pinkstermaandag af te schaffen. Dat zorgt voor extra inkomsten, lees ik in de krant. Wel, dat komt nu echt slecht uit!
Ik heb namelijk een idee, waarbij er juist een extra feestdag komt. Om de vier jaar, op 29 februari. Schrikkeldag. Een feest ontdaan van elke politieke, geschiedkundige, godsdienstige of familiale achtergrond.

Net na Valentijn vliegen we allemaal door het huis voor 
'De Grote Schrikkelronde'
We trekken kasten open en vragen ons bij elk voorwerp af of het de laatste vier jaar wel van enig levensverfraaiend nut is geweest. Zoniet, dan kan het waarschijnlijk geschrikkeld worden.

Geen schuldgevoel als je iets niet kwijt wil.
Zo heb ik nog babyhemdjes die mijn moeder zelf heeft gemaakt, de handen op de hoogzwangere buik leunend, en die mijn broers, ikzelf, en ook mijn kinderen als boreling hebben gedragen. Ik zie er mijn kleinkinderen al in liggen, stampend met hun mollige beentjes. Die hemdjes gaan dus niet in de schrikkel.

Maar deze gruwelijk spannende thriller wel, want die lees ik nooit opnieuw. Ik weet namelijk hoe hij afloopt en daar gaat het bij dit verhaal om. Ondertussen staat hij in de boekenkast, gelezen boek te wezen. Om de twee weken wordt hij eens afgestoft. Verder is zijn enige bijdrage het dichtslibben van ons huis. Daarbij geholpen door zijn collega's aangekochte leuke, maar er nu niet meer zo toe doende artikelen, die je toch ook niet met goed fatsoen weg kan gooien. Samen stapelen ze zich op in een steeds uitgebreider assortiment kasten. 
En om één of andere reden zijn er altijd verleidelijker bezigheden dan dozen naar de kringwinkel slepen. Dus wordt de thriller een schrikkelboek.

Op 29 februari is het dan zover. Iedereen vrij. 's Morgens wordt een hapje en een drankje klaargezet. Eerst is het schrikkeltijd voor de naaste buren, links en rechts . Elke schrikkel die hen kan bekoren mogen ze zich toe-eigenen. 
En wij bij hen.
Het is een neem-mee-wat-je-leuk-vindt-of-denkt-te-kunnen-gebruiken-beurs. 
Geen passen en meten. Geen ruilen of kringlopen. Gewoon. Pak weg! Neem er nog eentje!

Tegen 's middags loopt de hele straat de burendeuren plat. Heerlijk snuisteren in elkaars spullen. Een gezapig feest. Mensen zijn blij met hun nieuwe hebbedingetjes, een beetje tipsy van de vele drankjes en blostig van de lekkere hapjes. Ze hebben nieuwe buren leren kennen en bijgebabbeld met de oude.

Door de jaren heen ontwikkelt zich het jargon:
Valt er hier nog wat te schrikkelen?”
Een fijne schrikkel!” “Voor jou ook!”
Heb je nog een jas in de schrikkel?”


En wat doe je met het overschot?”, vraagt de zure criticaster gevat, “Dat wat in de schrikkelhoek blijft staan?”.
Maar ook dat is simpel. Een goede schrikkelziel (en elke buurt heeft er altijd wel zo één), brengt het collectieve schrikkelrestant wel even naar de kringwinkel.
Vanaf nu is 1 maart om de vier jaar hoogdag voor de kringloopbusiness. Altijd prijs. Volle rekken nieuw spul.

Maar... het blijkt geen goed idee te zijn voor onze Belgische economie.
Ook al kan je bij het tweede schrikkelfeest ongetwijfeld al schrikkeljenever,
-kasten, -zakken en -worst kopen, in alle schrikkelkleuren.
Het kan helaas niet de bedoeling zijn dat je zomaar spullen uitdeelt, waardoor mensen die niet meer gaan kopen.
Daar had ik natuurlijk geen rekening mee gehouden. Dom van mij.
Ik geef toe, ik dacht puur en alleen aan warm-menselijk genieten.



19 februari 2012

de laatste halte




Ultima parada”, roept de buschauffeur, “laatste halte”.
Het is donker en hier staan we dan op een brede boulevard in deze grootstad. Op dit moment is ze nog een leeg fotoalbum. We hebben alleen het adres van een voorbehouden pensionkamer, ergens op een pleintje in de oude binnenstad. Een stadsplan in de handtas is pas voor morgen, want dit beetje ontheemde gevoel en gebrek aan referentiekader is één van de troeven van een geslaagde reis. Alles is vreemd en nieuw, en die sprankelende spanning maakt de geest een gretig zuigende spons.
Mensen krioelen af en aan en de geur van de stad trekt in onze kleren.
Al rondvragend zoeken we de weg naar onze stulp. We spreken de hier gebezigde taal, die veel warmer aanvoelt dan de onze, daarbij eerlijkheidshalve wel geholpen door de plaatselijke temperatuur, beduidend hoger dan thuis en terrasjes in het vooruitzicht stellend. Bus 5, zo wordt beweerd. Daar om de hoek aan die andere bushalte. Nee, niet die, die andere. Uitstappen aan de Guadalquivir. Daar nog eens vragen.
Zijn we het puzzelen beu, dan wuiven we gewoon naar de eerst passerende taxichauffeur die ons gewillig naar de eindbestemming voert. Maar zover is het nog nooit hoeven komen, we vinden het altijd zelf wel.

Hoe anders moet het voelen als je je land ontvlucht en hier uiteindelijk in het donker op deze boulevard aankomt. De taal onmachtig, geen adres op zak en ook geen geld voor een taxi die je waar dan ook heen zou moeten brengen. Geen idee hoe de mensen hier leven. Wat ze drinken, in wat voor bedden ze slapen en hoeveel koters ze gewoonlijk hebben. Je weet alleen dat sommige voorgangers er hier in zijn geslaagd. Wat dat ook mogen betekenen.
Je bent lang onderweg geweest, maar dat bood tenminste de geruststelling dat je niet moest blijven. Doorlopen is makkelijker dan in nieuwe aarde wortelen. 
Er is niks leuks aan angstvallig proberen ijle hoop te bewaren, en je niet te laten wegglijden in dat leeg, hol, bodemloos gat van heimwee dat zo dreigend op de loer ligt om alle kleur uit je leven te zuigen.
La ultima parada. De laatste halte.





08 februari 2012

herzien

Hoeveel jaar is het geleden dat ze nog door deze bossen is gefietst?
Onvermijdelijk dwalen haar gedachten af naar de overdonderende liefde die ze hier beleefde. Lang geleden. Hoe ze hals over kop verliefd werd op een man die zo anders was dan zij. Haar oerman. Puur. Niet geschonden door een teveel aan opleidingen en vergaderingen. Een man voor wie een kat een kat is.
Gevoelig, dat wel. Een zuivere gevoeligheid. Ze smolt in zijn handen.
De enige man waar ze ooit tegen zei: “Met jou word ik oud.” Nooit had ze dat tegen iemand durven zeggen.
Op het toppunt van de passie verklaarde hij zijn diepe liefde : “ Ik zag direct dat jij een sterke vrouw was, en ik dacht : daar ga ik mijn karretje achter hangen!”
Daarmee was zijn doodvonnis getekend, na amper dertig liefdesdagen.
Met die zin bevestigde hij wat ze met alle macht in haar achterhoofd probeerde te negeren. Een achter zich aan hobbelende man bliefde ze niet.
De reactie van haar vriendinnen op die losgeslagen passie had haar eigenlijk al verwittigd: “Nooit iemand een kans ontzeggen.” “Het proberen waard.” “Ben je niet bang dat...” Een goed verstaander heeft niet meer nodig. 
Maar liefde maakt potdoof.
Alzo mijmerend fietst ze verder door dit prachtig gebied dat ze sindsdien nooit meer bezocht. Ze passeert een groepje wandelaars. Haar ogen kruisen een fractie die van een stapper. Hij slaat direct de ogen neer en het is daardoor dat ze hem herkent. Er gaat een schok door haar heen. Hij kijkt niet meer op. En zij fietst door. Omdat alleen 'dag' banaal weinig is, en er eigenlijk niet méér te zeggen valt.
Ze had niet gedacht dat ze hem ooit zo zou kunnen voorbijfietsen. Maar het was een man voor de liefde, niet voor de vlotte babbel met een oude bekende.
In die ene glimp hebben ze elkaar voor altijd herzien.

30 januari 2012

het mysterie van het leven (1): de witte broek


Ik volg ze steevast met mijn blik, de vrouwenderriére in witte broek. 
Ik kan er niks aan doen. 
Het triggert mijn nieuwsgierigheid: hoe doet ze dat?
Op zich is het al opmerkelijk dat ze de broek zo spierwit krijgt. Welk wasmiddel gebruikt ze? En hoeveel?
Maar nog straffer: hoe houdt ze haar broek zo wit?
Zij gaat toch ook wel eens zitten? Zij heeft toch ook een kind of kleinkind met snottebellen en plakpollen?
En zij schuurt toch ook wel eens langs de ketting van haar fiets?
Welk speciaal trainingsprogramma heeft zij gevolgd?
Is het een missie, waar andere levensbehoeften voor moeten wijken?

Ik bekijk haar met speciale eerbied, maar ook met argwaan. 
Wat schuilt er achter het witwassen van die broek?
Heimelijk verdenk ik zo'n vrouw ervan dat ze wekelijks een nieuwe koopt. 
Of heeft ze een slaaf in huis die de grauwe plekken elke dag met niet aflatende inspanning weer wit schrobt? 
Misschien bestaat er wel een speciaal product, 'witbroeksel' of zo.

Eenmaal in mijn toch al behoorlijk rijpe leven heb ik me eraan gewaagd.
Het was een mooie losse katoenen zomerbroek. Spierwit. Na een uur was ze rijp voor de wasmand. Het lijkt wel of zo'n broek een ingebouwde vuilmagneet heeft. 
Bij de derde wasbeurt ging het mis: er was stiekem een rode sok mee in de wasmachine geglipt. De broek eindigde, met enig schaamroze, in de zak voor spullenhulp.

Het blijft dus een mysterie, maar één ding staat vast: zo'n broek is niks voor mij. Gewogen en te wit bevonden.



21 januari 2012

homo obesitas

“Herkent u zichzelf in deze foto? Bel snel, dan mag u gratis mee naar Sevilla.” Zo moet het gegaan zijn. Het is de enige plausibele uitleg. En nu zitten ze hier rondom ons op dit zonnig terras, gezellig kletsend. Een paar dozijn. Veertig plus, een buik, gemillimeterd en gezonnebrild hoofd en een klein baardje. Alleen de gezichtsuitdrukking onderscheidt Julien van Jean Pierre. En de omvang van de buik : Van XL tot XXXL. We worden omsingeld door een massa gekloond vlees.


Kleine details verraden dat deze lookalike uitgezakte huisvaders andere bezigheden hebben dan hangpubers naar het voetbal slepen en inwijden in de kunst van het vrouwen versieren. Ze werpen elkaar steelse blikken toe en showen hun hippe horloges. “Mon chouchou”, wordt er in een oor gefluisterd, en plagende vingers lopen liefdevol over een rug naar de rand van een broeksriem.

De homo obesitas.

Bij een gevatte opmerking veranderen ze in een vrolijke meute opgedraaide speelgoedbeertjes die schuddebuikend afgaan tot stilstand. Ondertussen peuzelen ze kwebbelend van hun tapas en drinken grote pinten bier en large cola's. Ze genieten. Met volle teugen.

Na de loommakende hap torsen hun stevige kuiten de zorgvuldig verzamelde kilo's naar het hotel. Tijd voor een welverdiende siësta. We blijven een beetje verbouwereerd achter. Weer een cliché doorprikt.

09 januari 2012

hombeek city


Het café lijkt gesloten, er brandt geen licht. Maar toch, Germaine staat achter de toog. Ze is weer slecht te been vandaag.

Wat het moet zijn.
Een koffie. En of ze ook iets te eten heeft.
Nee. Alleen een stuk chocolat. Maar de bakker is aan de overkant en die verkoopt alles. Ze zal wachten met de koffie tot ik terug ben. (Je haalt meer bij de warme bakker dan brood alleen.)

Gaston staat niet meer achter de toog. Zijn gezicht hangt in een kader aan de muur, een veel te vol glas sherry aan de mond. (En aan de neus te zien niet zijn eerste). Het afwezige lijf zit in zijn zetel, onder zijn foto.

Tijden geleden hebben ze nog de moed verzameld om de muren eens af te wassen. Lang hebben ze het niet volgehouden: één vierkante meter lichter geel op een okerkleurige muur. Zijn hart. Haar slecht been. En ze moesten ook de klanten bedienen ondertussen. En een klapke doen. (Je haalt meer....)

Den dikken tattoo zit met zijn koffie aan de toog.
- Nee, ik heb nergens geen goesting niet meer in. Gisteren heb ik een vensterbank geschilderd. Eén! Toen had ik geen goesting niet meer.
Mei '68 van achter zijn tafel:
- Amai, de dag dat ik met pensioen ga zoek ik direct vrijwilligerswerk.
- Waarvoor zoudt ge dat wel doen?
- Mijnen dag moet gevuld zijn. Wat doet een mens anders heel den dag?
- Tv kijken, en hier iets komen drinken. (Tegen mij en mijn broodjes) Ge had anders bij mij mogen komen eten madam. Spiegeleieren. Direct klaar in de pan en weinig afwas. Afwassen, dat doe ik niet graag.
- Allé, ge hebt niks anders te doen.
- Ik heb in niks geen goesting niet meer. Gisteren kwam de Ronny Rottentand langs met zijne moto. Geen assurance of niks niet. Kom, zegt hij, we gaan rijden. Maar ik had geen goesting.
- Ja, die gasten, met niks in orde. En als ze dan in de problemen komen, dan vliegen ze in den bak. Maar dat is vakantie voor die mannen. Eten, verwarming, en een bed. Meer hebben die niet nodig. Als ge niks hebt kunt ge niks verliezen.

Ik zet mijn lege koffietas op de toog, dat scheelt twintig stappen voor het been.
- Dankuwel. Dat is vriendelijk. 1 euro 20 alstublieft.
- Merci. 't Was een lekkere filter. Dag allemaal.
- Dag madam!

Gaston kijkt vanuit het fotokader naar zijn klandizie. Niks nieuws onder de zon sinds hij er niet meer is. Er wordt alleen minder sherry gedronken.

08 januari 2012

loopschoenen


Nog twee keer twee minuten joggen, afgewisseld met drie minuten wandelen. Evy Gruyaert spreekt moed in onze iPod oortjes.

Het hart bonst rood in het hoofd maar we glimlachen naar die ander die ons met een blik van herkenning kruist. Ook met flashy loopschoenen, en plassen mijdend. Dat kloteweer ook.
De nieuwe sportbroek knelt vervelend om de buik, maar lang zal dat niet duren. Binnen twee maand, zo'n vijfentwintig loopbeurten verder, zit ze als gegoten.
Het is druk in het park. Het loopt vol goede voornemens.
Gezonder leven, meer tijd voor vrienden en minder alcohol, de kinderen meer aandacht geven, of er juist van los komen, vermageren, de zolder opruimen en in de Tv-programma's het kaf van het koren scheiden.
Een vol jaar respijt om onze doelen te bereiken. Wat een luxe!
Maar we gaan niet talmen, we beginnen er meteen aan. We kennen dat.

Tegen Pasen is het respijt ontdaan van de re- en voelen we ons karakterloze losers. Luie balen stro zonder wilskracht.
De sportbroek ligt onder in de kleerkast. Zelfs met ingetrokken buik passen we er niet meer in. De sportschoenen blinken nog .
Over onze voornemens voor 2013 zullen we niet lang hoeven na te denken.