Pagina's

20 mei 2015

later



Zo wil ik sterven”, denk ik, fietsend langs de Dijle.
Ik schrik. Waarom denk ik nu zoiets? “Zo wil ik sterven.”?

Maar beeld je eens in: je fietst langs de oever . Kleine steentjes knisperen onder je wielen als snippers look in hete olie. Maisvelden en boerderijen schuiven voorbij. Je zwenkt ontspannen links en rechts, mee met het pad. De zon staat op haar best. Niet te heet. Een aangenaam warm deken rond je schouders. Af en toe een briesje langs je wangen, afhankelijk van het kronkelen van de rivier. Je hebt goed ontbeten, dus je kan er even tegen. Passeer je een dorp, dan zal je wellicht een koffie gaan drinken. Maar daar is geen haast bij. Je mijmert zonder aan iets specifieks te denken. Het gaat goed in je hoofd. Er zijn geen wrange gedachten.


Je verrijdt je tijd en hebt al lang geen huizen meer gezien. Het landschap is wat wilder geworden. Waar zijn de maisvelden heen? Heb je een afslag gemist? Je denkt van niet. Uit het water springen blauwgrijze vissen vrolijke salto's. De rivier stroomt in de verte een diep dal in, het doet je wat twijfelen aan je kennis van de Belgische aardrijkskunde. 

Je benen trappen vlotjes rond. Het pad wordt smaller en smaller, tot het uiteindelijk helemaal ophoudt. Je fiets gaat onderuit en dukkelt de dijk af. Hij landt in het hoge gras aan de rand van het water. Zelf peddel je onverstoorbaar verder, zonder fiets nu.

Steeds hoger trap je. Het is wonderstil, hierboven. De lucht zwijgt. Het trappen kost geen enkele moeite meer, want je wordt lichter en lichter. Al die inspanningen om wat kilo's kwijt te raken, wat een verspilling, denk je.

Dan, als je net boven de bomen uitkomt voel je het: je lichaam lost. Je schuift het heel voorzichtig, zonder het pijn te doen, van je af. Als een pluimpje dwarrelt het naar beneden en landt met een zachte plof naast je fiets.

Zelf stijg je als een heliumballon tussen de witte wolken omhoog. En zonder nog echt aan iets te denken laat je je helemaal gaan. In het volste vertrouwen dat het goed is.

Zo wil ik sterven. 
Maar later. 
Veel, veel later.




15 mei 2015

dertien jaar

Dichter kan hij echt niet. Als een te strakke jurk plakt hij rond zijn moeder. Versmacht haar. Al dertien jaar. Niet dat het haar te veel is, maar af en toe wil ze ontsnappen. Zoals nu. Met een bijna smekende hand duwt ze hem op adembare afstand. Hij gunt haar met moeite een paar centimeter. Net voldoende. Haar mond trekt vermoeid. Gelaten.

Geniet er toch van, wil ik haar zeggen. Want er is geen overgang die je doet beseffen dat het bijna voorbij is. Binnenkort rest je de herinnering aan dit moment, en de spijt dat je het niet hebt zien aankomen. Want hij zal plots zijn hoofd draaien en de andere kant opwandelen. Zoals het hoort. Maar elke elastiek die hij daarbij doet knappen zal je pijnlijk in het lijf striemen. De onverwachte het venijnigst.

Zo praat ik binnenshoofds tegen de allang uit het zicht verdwenen moeder. Tot ik mezelf tot de orde roep. Want er is niks mooiers dan je kuikens zien volwassen worden. Eerst groot in het lijf. Dan ook in het hoofd. Eigen wegen bewandelen, die niet helemaal degene zijn die jij hen nooit hebt willen opdringen.
Tegelijk is het aartsmoeilijk. Dat loslaten. Vertrouwen dat het goed gaat. Of komt. Wetend dat hun kleine en grote verdrieten je altijd scherp door het hart zullen blijven snijden. Eens moeder, altijd moeder.

Voor het zo flinke laten gaan krijg je wel een mooie prijs uitgereikt: Staan, gaan en je zin doen zonder de zorg voor vers gewassen sokken, gezond en lekker avondeten en veel te laat voorgelegde agenda's met opdrachten die eigenlijk eergisteren al klaar hadden moeten zijn. Dat is voltooid verleden tijd. Om van de jaarlijkse ladingen verloren mutsen en brooddozen maar te zwijgen. Die dan later (vooral die laatste, inclusief boterhammen in verre staat van ontbinding) toch weer ergens opdagen. Of de vermoeidheid 's avonds na de nog snel liefdevol opgeruimde schoenen.

Ze hebben nu hun eigen nest, ruimen al dan niet hun eigen schoenen op. En de liefde blijft. Dus het is goed zo. Maar ik gun mezelf af en toe een weemoedige vlaag van heimwee. Wanneer ik een puber als een te strakke jurk rond zijn moeder zie plakken.