Pagina's

18 oktober 2015

hoelahoep


Hoelahoepen, had ik gehoord, daar word je blij van. Daar teken ik voor. Daarbij is het goed voor de buikspieren, en die kunnen in mijn geval wel enige opfrissing gebruiken. Dat ga ik dus doen: zo'n ding in huis halen en blij oefenen. Bovendien heb ik nog een dringend te verzilveren getrouwheidscheque van Decathlon. 
Zes euro. Ik sla de barcode op in mijn smartphone.

Omdat het hard regent en ik nog de laatste resten van een leger virussen aan het overwinnen ben, besluit ik, geheel tegen mijn gewoonte, toch maar de tram te nemen. De eerste zit zo vol dat ik er echt niet meer bij wil en al een vage heimwee voel naar mijn fiets. De volgende valt gelukkig beter mee. Halverwege moet ik overstappen. Weer op de tram duurt het toch wel even voor ik besef in de verkeerde richting te sporen. Geen nood: uitstappen en de tram in de andere richting nemen.

Bij de eerste halte is geen afdakje. Mijn virusjes zijn ondertussen weer aan een offensief begonnen, en kijken al reikhalzend naar de regen uit. Dus stap ik pas bij de volgende halte af. Waar de tram in tegengestelde richting juist de mijne kruist. Wel droog dus maar wachten. Zittend. Iedereen is namelijk net op de tram gestapt.
Vervolgens duurt het lang. Veel te lang. Er moet iets mis zijn, volgens de andere wachtenden. Op het moment dat ik de woorden 'hoelahoep' en 'blij' grondig vervloek, komen ze met drie tegelijk aanrijden.

Bij Decathlon is het nog abnormaler druk dan anders. Gelukkig weet ik wat ik wil en sta ik binnen de vijf minuten aan de kassa. Ik zoek mijn smartie en zet het nummer van mijn getrouwheidscheque alvast klaar op het scherm. Wanneer het bijna mijn beurt is zie ik dat het een zelfscankassa is. Euhh... de hoelahoep scannen en afrekenen kan ik wel, maar de meewarige blikken van die jonge gasten achter mij trotseren terwijl ik probeer mijn zes euro korting te bedingen op die machine? Neen, die beker laat ik aan me voorbij gaan.

Ik loop weg van de kassa alsof ik ineens besef dat ik iets ben vergeten en ga wat verder aan de 'normale' kassa aanschuiven. Waar het natuurlijk veel langer duurt. Dan zie ik dat mijn vinger heel de tijd op de 'y' heeft gedrukt, zodat mijn chequenummer meterslang is geworden. Dat wil ik de kassière niet aandoen, maar ik wil vooral niet afgaan (zie vorige kassa). Dus begin ik de 'y's te deleten. Dat gaat sneller dan ik dacht, dus … floep... chequenummer weg. Zucht.
Een hoelahoep zonder korting én aan een trage kassa.

Bij het buitengaan zie ik de tram vertrekkensklaar staan. Ik trek een spurtje. Enfin, u begrijpt het al. Het zal nog een kwartiertje langer duren vooraleer ik écht blij word van mijn nieuwe hoelahoep.










12 september 2015

Hotel des Arts


Als je op trektocht gaat met de fiets, dan kan je dat al eens tegenkomen. Weersomstandigheden.
Nadat ik met eigen gewicht een hele nacht mijn tentje tegen wegvliegen heb beschermd, en ik er als beloning nog een hele lading water bijkrijg, besluit ik mezelf en mijn optrekje een plezier te doen. Ik ga een kamer zoeken om een beetje bij te slapen en het rotweer een hak te zetten. Het is tenslotte vakantie.

Bij de 'information touristique'  krijg ik een hele lijst kamers met prijzen. 
Allemaal op wandelafstand. Perfect. 
Eéntje springt eruit door zijn lage prijs: 'Hotel des Arts'. En omdat ik geen al te grote luxe blief, wordt dat mijn eerst keuze.

Beneden, in het café, zitten twee mensen te ontbijten. Achter de toog staat een wat oudere slonzige man. Op de vraag of hij een kamer heeft volgt een diepe zucht. Hij kijkt in zijn agenda. “Ja,” zegt hij, met duidelijke spijt in zijn stem, “de 25 is vrij.”
Ik vraag of ik de kamer mag zien. Hij bekijkt me alsof ik hem vraag zijn broek uit te trekken. “Madame, dat is gewoon een kamer. Een kamer zoals een kamer is!” Het is een regelrecht verwijt in mijn richting. Hoe durf ik zoiets vragen.
Maar als ik hem een beetje beduusd aankijk, wijst hij toch richting traphal en gaat me met zichtbare moeite voor naar de tweede verdieping. Verschraalde alcohol, een kater dus, denk ik.

Bij de 25 aangekomen blijkt hij “Merde!!!!” de sleutel vergeten te zijn en zonder uitleg verdwijnt hij luid vloekend weer naar beneden. Ik neem voor het gemak maar aan dat hij even later weer naar boven zal komen en blijf staan.

In de 27 is een moeder aan het krijsen tegen haar jengelend kind. Zonder gêne. Liefdeloos.
Om nu te zeggen dat ik me nog gemakkelijk voel, nee, niet echt.

Als ik uiteindelijk de kamer zie, is die helemaal wat ik ondertussen al verwachtte: als je de deur achter je sluit, het raam ondanks het noodweer toch een tijdje openzet, je zonder de lakens te inspecteren op het bed legt, je ogen sluit en droomt van een exotische plaats, dan zou het eventueel nog kunnen meevallen.

De uitbater kijkt me aan met een blik die geen nee accepteert en voor ik het weet heb ik gezegd dat het goed is. Help, wat doe ik nu? Ik heb nu al heimwee naar mijn tentje in wind en regen. Ik vervloek mezelf: dat ik niet tegen die ongelikte beer in durf gaan, het is te gek voor woorden. Dat ik me schuldig voel omdat meneer twee keer die trappen heeft moeten trotseren!

Terug beneden in de bar zeg ik alvast "smakelijk" tegen de twee ontbijters. 
Ze kijken me aan alsof ik hen uitlach. Het ziet er eerlijk gezegd ook niet zo smakelijk uit. Wat een ellende.

Ongelikte beer gaat zijn vrouw halen voor de papieren. Nog tien seconden blijf ik als verlamd staan, en dan, eindelijk, net op tijd, draai ik me om en loop zonder boe of ba het hotel uit. Zonder op madame te wachten. Zonder excuses.

Het is tenslotte vakantie.









20 mei 2015

later



Zo wil ik sterven”, denk ik, fietsend langs de Dijle.
Ik schrik. Waarom denk ik nu zoiets? “Zo wil ik sterven.”?

Maar beeld je eens in: je fietst langs de oever . Kleine steentjes knisperen onder je wielen als snippers look in hete olie. Maisvelden en boerderijen schuiven voorbij. Je zwenkt ontspannen links en rechts, mee met het pad. De zon staat op haar best. Niet te heet. Een aangenaam warm deken rond je schouders. Af en toe een briesje langs je wangen, afhankelijk van het kronkelen van de rivier. Je hebt goed ontbeten, dus je kan er even tegen. Passeer je een dorp, dan zal je wellicht een koffie gaan drinken. Maar daar is geen haast bij. Je mijmert zonder aan iets specifieks te denken. Het gaat goed in je hoofd. Er zijn geen wrange gedachten.


Je verrijdt je tijd en hebt al lang geen huizen meer gezien. Het landschap is wat wilder geworden. Waar zijn de maisvelden heen? Heb je een afslag gemist? Je denkt van niet. Uit het water springen blauwgrijze vissen vrolijke salto's. De rivier stroomt in de verte een diep dal in, het doet je wat twijfelen aan je kennis van de Belgische aardrijkskunde. 

Je benen trappen vlotjes rond. Het pad wordt smaller en smaller, tot het uiteindelijk helemaal ophoudt. Je fiets gaat onderuit en dukkelt de dijk af. Hij landt in het hoge gras aan de rand van het water. Zelf peddel je onverstoorbaar verder, zonder fiets nu.

Steeds hoger trap je. Het is wonderstil, hierboven. De lucht zwijgt. Het trappen kost geen enkele moeite meer, want je wordt lichter en lichter. Al die inspanningen om wat kilo's kwijt te raken, wat een verspilling, denk je.

Dan, als je net boven de bomen uitkomt voel je het: je lichaam lost. Je schuift het heel voorzichtig, zonder het pijn te doen, van je af. Als een pluimpje dwarrelt het naar beneden en landt met een zachte plof naast je fiets.

Zelf stijg je als een heliumballon tussen de witte wolken omhoog. En zonder nog echt aan iets te denken laat je je helemaal gaan. In het volste vertrouwen dat het goed is.

Zo wil ik sterven. 
Maar later. 
Veel, veel later.




15 mei 2015

dertien jaar

Dichter kan hij echt niet. Als een te strakke jurk plakt hij rond zijn moeder. Versmacht haar. Al dertien jaar. Niet dat het haar te veel is, maar af en toe wil ze ontsnappen. Zoals nu. Met een bijna smekende hand duwt ze hem op adembare afstand. Hij gunt haar met moeite een paar centimeter. Net voldoende. Haar mond trekt vermoeid. Gelaten.

Geniet er toch van, wil ik haar zeggen. Want er is geen overgang die je doet beseffen dat het bijna voorbij is. Binnenkort rest je de herinnering aan dit moment, en de spijt dat je het niet hebt zien aankomen. Want hij zal plots zijn hoofd draaien en de andere kant opwandelen. Zoals het hoort. Maar elke elastiek die hij daarbij doet knappen zal je pijnlijk in het lijf striemen. De onverwachte het venijnigst.

Zo praat ik binnenshoofds tegen de allang uit het zicht verdwenen moeder. Tot ik mezelf tot de orde roep. Want er is niks mooiers dan je kuikens zien volwassen worden. Eerst groot in het lijf. Dan ook in het hoofd. Eigen wegen bewandelen, die niet helemaal degene zijn die jij hen nooit hebt willen opdringen.
Tegelijk is het aartsmoeilijk. Dat loslaten. Vertrouwen dat het goed gaat. Of komt. Wetend dat hun kleine en grote verdrieten je altijd scherp door het hart zullen blijven snijden. Eens moeder, altijd moeder.

Voor het zo flinke laten gaan krijg je wel een mooie prijs uitgereikt: Staan, gaan en je zin doen zonder de zorg voor vers gewassen sokken, gezond en lekker avondeten en veel te laat voorgelegde agenda's met opdrachten die eigenlijk eergisteren al klaar hadden moeten zijn. Dat is voltooid verleden tijd. Om van de jaarlijkse ladingen verloren mutsen en brooddozen maar te zwijgen. Die dan later (vooral die laatste, inclusief boterhammen in verre staat van ontbinding) toch weer ergens opdagen. Of de vermoeidheid 's avonds na de nog snel liefdevol opgeruimde schoenen.

Ze hebben nu hun eigen nest, ruimen al dan niet hun eigen schoenen op. En de liefde blijft. Dus het is goed zo. Maar ik gun mezelf af en toe een weemoedige vlaag van heimwee. Wanneer ik een puber als een te strakke jurk rond zijn moeder zie plakken.