Pagina's

17 november 2013

de fiets

Op het einde van de maand eet ze altijd veel Aldi-pasta met tomaat uit blik. Dus de fiets die ze zo graag wilde, werd een tweejarenproject. Ze zag hem staan blinken in de etalage, en hoopte maar dat een ander er niet mee zou gaan lopen. Of gaan fietsen, dus. Stiekem praatte ze soms tegen hem, in de hoop dat hij aan haar gehecht zou raken, en zich minder zou uitsloven als iemand interesse voor hem toonde.

Of ze geen lening kon krijgen, had ze aan de fietsenmaker gevraagd. Maar die had nee gezegd, met een gezicht dat toch enige spijt betuigde. Ze begreep het wel.

Uiteindelijk was het haar gelukt. Het was alsof ze een lang verdwenen vriend van het vliegveld ging halen. Haar maatje. De fietstassen die de verkoper erbij probeerde te verpatsen had ze geweigerd, zich een beetje tegenover de fiets excuserend. Ze had haar oude tassen nog, en daar zou hij het voorlopig mee moeten doen. Misschien later. De fiets van zijn kant pardonneerde zich voor zijn matige onderdelen, maar zij was dolblij met hem. Wat leek dat lang geleden.

Een fiets kan natuurlijk niet alle vrouwelijke behoeften vervullen, dus was ze op zoek gegaan naar een nieuwe relatie. En die was er nu. Ze waren meteen holderdebolder van stapel gelopen, ze was tot ver over haar oren verliefd. Haar prins op het witte paard.

Vorige week slenterden ze arm in arm door de stad, niet meer nodig dan elkaar.
Hij zag een prachtige jurk in de etalage. Zij vond hem te duur en te chique, maar om hem tevreden te stellen had ze hem toch eens gepast. Hij vond het geweldig, maar ze wimpelde de lap stof af als een te grote stijlbreuk, echt niks voor haar.

Ze voelde dan ook een pijnlijke 'oei', toen hij er de volgende avond als verrassing mee voor haar deur stond. Maar goed, het was wel een mooie jurk, en een mens moet soms eens iets durven veranderen, niet?

Hij stond erop dat ze hem direct aantrok, want ze gingen in een duurder restaurant eten, omdat ze twee maand samen waren. Ze protesteerde, maar hij keek haar zo verbaasd aan, dat ze toegaf. Ze genoot van de avond, maar hoopte toch dat ze geen van haar vrienden zou kruisen.

En nu dit. Ze besloten samen op fietsvakantie te gaan, en daar staat hij nu. 
De nieuwe sportfiets. Met lichtgewicht tassen. In de gang, naast haar eigen geliefde ros. Het voelt als verraad, ze troost haar eigen fiets dat die niet mee op reis kan, dat ze het zelf wel gezelliger had gevonden, maar dat ze nu met iemand rekening dient te houden.

Hoe ondankbaar kan een mens zijn? Wat wil ze eigenlijk nog meer? Hij is lief, heeft gevoel voor humor, hij is intelligent, goed in bed, hij ziet er niet slecht uit, en ja, hij heeft meer geld dan zij. Dat is ze niet gewoon. Maar wat is haar probleem?

Die avond komt de prins haar halen om bij zijn moeder te gaan eten. Als ze enthousiast de deur opendoet, kijkt hij geschokt, en vraagt verbolgen waarom ze zijn mooie jurk niet aan heeft. En dan weet ze het. Ze voelt precies waar de knoop zit. En dat het ontwarren ervan niet tot een stevig touw zal leiden.

Ze loopt verdrietig de trap op, haalt de jurk, en duwt de nieuwe fiets met de tassen en de jurk in zijn handen. Dat het zo niet werkt. Ze is niet met zijn geld te kneden tot de door hem gewenste prinses. En dat het haar spijt maar dat er geen weg terug is.

Hij begrijpt het niet. Staart beduusd naar de sportfiets in zijn handen, als zij hem op haar eigen fiets passeert, recht naar het café, om bij een paar de laatste maanden enigszins verwaarloosde vrienden te gaan uithuilen.






19 oktober 2013

het mysterie van het leven (4): de bladblazer

Net die ochtend waarop ik kan uitslapen heb ik prijs. Ze komen sluipend dichterbij en omsingelen strategisch mijn dromen. Brutaal tokkelen ze op mijn nog snoozende snaren tot ik onherroepelijk wakker ben. 'Oh, nee', is mijn eerste gedachte. Terstond schakel ik over op zen-modus. Want, afhankelijk van het voorbije weer, zal ik er een paar minuten tot een half uur aan moeten geloven.

Een beetje solidariteit met de stadsgroendienst vind ik een mooie deugd, maar dit is anders. Omdat het zo zinloos is. Wat is er mis met de klassieke rijf? 
Je trekt de blaadjes met een paar bewegingen op een hoopje en doet ze dan met je handen in de kruiwagen. Klaar! Bijna geruisloos. Op wat rustgevend 'strtsss' 'strtsss' na.
Maar, nee, het moet met veel lawaai, en de walgelijke stank komt ongevraagd de slaapkamer binnen.

Als ik dingen niet begrijp is mijn tolerantieniveau ondermaats en komen de nekharen snel overeind. Ik zie ze al voor me: een drietal oranje gebroekte potige mannen met overmaatse oorbeschermers en gigantische brommende dildo's die ze op de weerloze blaadjes richten. Die beginnen te jumpen als in een overbevolkte technodiscotheek en nemen samen alle vormen aan behalve die van het gewenste ordelijke hoopje.

Ik vraag me wel eens af waarom ze geen bladzuiger hebben uitgevonden. Alles snel en efficiënt via een slurpende buis in een vergaarbuik, en weg blaadjes.
Waarschijnlijk voelen zo'n mannen zich dan te veel een poetsvrouw. Ze gaan liever het gevecht aan waarbij het blad ogenschijnlijk nog enige weerstand biedt. Veel mannelijker dan het roemloos opzuigen van wat herfstdrap.

Eerlijk, ik gun elke man zijn speeltje, maar dit ding gaat erover. Want ook in mijn hoofd beginnen imaginaire balletjes op en neer te stuiteren.
Met een zucht verlaat ik mijn warm dekentje en vat mijn dagelijkse activiteiten aan. En ben me al snel niet meer bewust van de macho machinerie.

Maar als die stopt, vermoedelijk voor een koffiepauze of door benzinegebrek, gaan de balletjes in mijn hoofd plots liggen. Oef.
Oké, dat doet hij dan toch. Een zalig gevoel van rust creëren. Achteraf.







13 februari 2013

gouden carolus

Het glas bier staat op een viltje voor hem op tafel. Zijn ogen en mondhoeken hangen diep door. Hij kijkt niet rond, maar voor zich uit. Alsof er maar één punt is in dit café. Daar richt hij de ogen op, net boven het leesbrilletje, dat werkloos op zijn neus hangt: de krant is al gelezen. Van voor naar achter. En nog eens in de omgekeerde richting.
Soms verplaatst hij zijn armen. De handen voor de mond samengevouwen, op de ellebogen steunend. Of beide armen plat op tafel, één hand losjes over de rand hangend. Maar onveranderlijk die troosteloze hondenblik.
Af en toe een nipje van het bier. Spaarzaam, tellend hoeveel slokken de dag nog brengt en hoe hij die best verdeelt. Een slok om de vijf minuten wordt al snel zes biertjes op een namiddag. En hoe meer biertjes in zijn bodemloze tristesse vallen, hoe sneller de slokken elkaar opvolgen. Vertel hem wat.
Zijn waterige ogen dromen weg naar zijn woonkamer, waar de laatste warme adem van zijn vrouw vervlogen is toen. Kinderen hebben ze nooit gehad. Die kan hij logischerwijs dan ook niet missen. De stoof naast zijn fauteuil die de temperatuur in de kamer doet stijgen, maar niet de warmte in zijn botten. Die is verdwenen met het schrijnende verdriet dat hij had. Alles had hij er voor over om dat vreselijke gemis te stoppen. Niets hielp. En toch is het met de tijd verdwenen, dat mes in zijn hart.
Er is alleen weinig overgebleven. Een droeve gelatenheid duwt hem door de dagen. 's Morgens ontbijt hij in de Lunch Garden, en wandelt vervolgens naar dit café. Of naar dat andere, dat ook soms. De tijd passeert.
Af en toe knikt hij wel naar andere vaste klanten, en de dienster doet al eens een praatje. “Alles goed, Louis?” “Zoals gewoonlijk,” zegt hij dan, zijn stem wat hees in gang trekkend, en zowel op zijn gemoed als op de Gouden Carolus doelend. Ze begrijpt hem wel.
Er is maar één ding waar hij soms nog op hoopt: dat hij hier in het café, na een paar weken afwezigheid, een volle dag over de tongen mag gaan, die dag dat ze zijn foto in de krant herkennen bij het interview met de buren die hem een aangename maar stille man vonden, maar al gemerkt hadden dat er de laatste dagen een penetrante geur uit zijn appartement kwam. 








20 januari 2013

aktetas

Zeg niet dat het je nooit zou overkomen. Je stapt 's morgens nietsvermoedend de deur uit en wordt bijna omvergelopen door een Maghreb-achtige man die zich de ziel uit het lijf rent, een aktetas stevig onder de arm geklemd. 
Terwijl hij je ontwijkt hoor je de gejaagde adem door zijn keel raspen. Als hij voorbij is kijk je automatisch waar hij zo snel van weg loopt, en of er iemand achter hem aan zit. Op dat eigenste moment besef je dat je bij een witte in kostuum, met diezelfde aktetas onder de arm, naar de andere kant zou gekeken hebben, waar hij in z'n haast naartoe rent. En of hij die tram nog haalt of niet.

Beeldvorming heet dat. In dit geval niets om trots op te zijn.
Nu is er met een beetje beeldvorming in je leven niks mis. Het is namelijk interessant dat je lichaam anders reageert op de nabijheid van een tijger dan op die van een jong katje. Stel je voor dat je elke seconde moest nadenken of een situatie wenselijk, gevaarlijk dan wel verwerpelijk is, met behulp van pro en contra lijstjes, waarbij je de items één voor één moet aanvinken of doorstrepen. Bij de ontmoeting met de tijger was er dan in het beste geval alleen een lap uit je broek. Een beetje automatisme is dus niet slecht.

Maar om botweg de link te leggen tussen een camionette met buitenlandse nummerplaat die in je straat staat en de hogere waarschijnlijkheid dat er een tijger in de koffer zit, dat lijkt me toch wat kort door de bocht. En het op die manier opbouwen van een nieuw innerlijk automatisme van rechtopstaand nekhaar en aan de politie doorgebriefd qui-vive is te gek voor menselijke woorden.

Toen ik als kind mijn broer bij mijn moeder verklikte voor het stelen van een snoepje of ander ondeugend grensoverschrijdend gedrag, vlogen we beide in de hoek. Mijn broer voor het stelen van het snoepje, en ik met een krant onder mijn arm omdat ik 'een gazet' was. Hij had het gevoel betrapt te zijn op iets waar hij toch nog de zoete geneugte van had geproefd, maar ik stond alleen maar aan de schandpaal. Veel erger. Ik was geen kapoen, maar een verklikker.

Bij deze, procureur Dams, van mij hoef je geen hulp te verwachten. Niet dat ik je niet zal bellen als de buren hun kinderen aan hun beentjes uit het raam houden. Maar nooit 'omdat ze eruit zien alsof ze dat eventueel ooit zouden kunnen doen met die rare blik in hun ogen en die verdachte auto onder hun gat', nee.
Mijn moeder zou me terecht weer een gazet aanreiken.









02 januari 2013

fietsbanden

Het enige wat ik me dit jaar voorneem is mijn fietsbanden eens goed oppompen”.
Het is half twaalf, en we fietsen door een pijpenstelen nacht naar de plaats waar we binnen een half uur menig geliefd medemens zullen kussen onder een plafond van amateurvuurwerk.

Het uitspreken van mijn voornemen voor het volgende levensjaar is er zo maar uitgefloept, zonder grondig overleg met mezelf. Zonder minutieuze weging van wat haalbaar en wenselijk is. Zonder beeld van mezelf op 31 december 2013, in perfect afgetraind lijf en met een kroontje op mijn hoofd voor de verwezenlijkte projecten.

Het is half 12 en ik ben juist met mijn fiets in een enorme door het water aan de zichtbaarheid onttrokken put gereden. Mijn banden hebben te weinig lucht, en zo klapt de scherpe rand van de put venijnig tegen mijn velgen.
Het enige wat ik me dit jaar voorneem is mijn fietsbanden eens goed oppompen”.

Het voelt bevrijdend, onderweg naar het feestgebeuren zonder het licht opgewonden gevoel dat het leven er volgend jaar anders uit gaat zien. Niet dat er zich geen creatieve ideeën zullen aandienen, alsook het gebrek aan tijd en energie om ze uit te voeren. Niet dat mijn vrienden nu in de kou moeten blijven staan. Niet dat ik opeens buitensporig zal gaan drinken en me plots weer in de wereld van de asbakgebruikers zal begeven. Alleen: ik neem het me niet voor.

Nu moet ik natuurlijk opletten dat ik me niet stiekem ga voornemen om me vooral niks voor te nemen. Maar dat is niet zo, want morgen ga ik mijn fietsbanden oppompen.