Pagina's

29 februari 2012

schrikkeldromen


De minister stelt voor om de verlofdag op Pinkstermaandag af te schaffen. Dat zorgt voor extra inkomsten, lees ik in de krant. Wel, dat komt nu echt slecht uit!
Ik heb namelijk een idee, waarbij er juist een extra feestdag komt. Om de vier jaar, op 29 februari. Schrikkeldag. Een feest ontdaan van elke politieke, geschiedkundige, godsdienstige of familiale achtergrond.

Net na Valentijn vliegen we allemaal door het huis voor 
'De Grote Schrikkelronde'
We trekken kasten open en vragen ons bij elk voorwerp af of het de laatste vier jaar wel van enig levensverfraaiend nut is geweest. Zoniet, dan kan het waarschijnlijk geschrikkeld worden.

Geen schuldgevoel als je iets niet kwijt wil.
Zo heb ik nog babyhemdjes die mijn moeder zelf heeft gemaakt, de handen op de hoogzwangere buik leunend, en die mijn broers, ikzelf, en ook mijn kinderen als boreling hebben gedragen. Ik zie er mijn kleinkinderen al in liggen, stampend met hun mollige beentjes. Die hemdjes gaan dus niet in de schrikkel.

Maar deze gruwelijk spannende thriller wel, want die lees ik nooit opnieuw. Ik weet namelijk hoe hij afloopt en daar gaat het bij dit verhaal om. Ondertussen staat hij in de boekenkast, gelezen boek te wezen. Om de twee weken wordt hij eens afgestoft. Verder is zijn enige bijdrage het dichtslibben van ons huis. Daarbij geholpen door zijn collega's aangekochte leuke, maar er nu niet meer zo toe doende artikelen, die je toch ook niet met goed fatsoen weg kan gooien. Samen stapelen ze zich op in een steeds uitgebreider assortiment kasten. 
En om één of andere reden zijn er altijd verleidelijker bezigheden dan dozen naar de kringwinkel slepen. Dus wordt de thriller een schrikkelboek.

Op 29 februari is het dan zover. Iedereen vrij. 's Morgens wordt een hapje en een drankje klaargezet. Eerst is het schrikkeltijd voor de naaste buren, links en rechts . Elke schrikkel die hen kan bekoren mogen ze zich toe-eigenen. 
En wij bij hen.
Het is een neem-mee-wat-je-leuk-vindt-of-denkt-te-kunnen-gebruiken-beurs. 
Geen passen en meten. Geen ruilen of kringlopen. Gewoon. Pak weg! Neem er nog eentje!

Tegen 's middags loopt de hele straat de burendeuren plat. Heerlijk snuisteren in elkaars spullen. Een gezapig feest. Mensen zijn blij met hun nieuwe hebbedingetjes, een beetje tipsy van de vele drankjes en blostig van de lekkere hapjes. Ze hebben nieuwe buren leren kennen en bijgebabbeld met de oude.

Door de jaren heen ontwikkelt zich het jargon:
Valt er hier nog wat te schrikkelen?”
Een fijne schrikkel!” “Voor jou ook!”
Heb je nog een jas in de schrikkel?”


En wat doe je met het overschot?”, vraagt de zure criticaster gevat, “Dat wat in de schrikkelhoek blijft staan?”.
Maar ook dat is simpel. Een goede schrikkelziel (en elke buurt heeft er altijd wel zo één), brengt het collectieve schrikkelrestant wel even naar de kringwinkel.
Vanaf nu is 1 maart om de vier jaar hoogdag voor de kringloopbusiness. Altijd prijs. Volle rekken nieuw spul.

Maar... het blijkt geen goed idee te zijn voor onze Belgische economie.
Ook al kan je bij het tweede schrikkelfeest ongetwijfeld al schrikkeljenever,
-kasten, -zakken en -worst kopen, in alle schrikkelkleuren.
Het kan helaas niet de bedoeling zijn dat je zomaar spullen uitdeelt, waardoor mensen die niet meer gaan kopen.
Daar had ik natuurlijk geen rekening mee gehouden. Dom van mij.
Ik geef toe, ik dacht puur en alleen aan warm-menselijk genieten.



19 februari 2012

de laatste halte




Ultima parada”, roept de buschauffeur, “laatste halte”.
Het is donker en hier staan we dan op een brede boulevard in deze grootstad. Op dit moment is ze nog een leeg fotoalbum. We hebben alleen het adres van een voorbehouden pensionkamer, ergens op een pleintje in de oude binnenstad. Een stadsplan in de handtas is pas voor morgen, want dit beetje ontheemde gevoel en gebrek aan referentiekader is één van de troeven van een geslaagde reis. Alles is vreemd en nieuw, en die sprankelende spanning maakt de geest een gretig zuigende spons.
Mensen krioelen af en aan en de geur van de stad trekt in onze kleren.
Al rondvragend zoeken we de weg naar onze stulp. We spreken de hier gebezigde taal, die veel warmer aanvoelt dan de onze, daarbij eerlijkheidshalve wel geholpen door de plaatselijke temperatuur, beduidend hoger dan thuis en terrasjes in het vooruitzicht stellend. Bus 5, zo wordt beweerd. Daar om de hoek aan die andere bushalte. Nee, niet die, die andere. Uitstappen aan de Guadalquivir. Daar nog eens vragen.
Zijn we het puzzelen beu, dan wuiven we gewoon naar de eerst passerende taxichauffeur die ons gewillig naar de eindbestemming voert. Maar zover is het nog nooit hoeven komen, we vinden het altijd zelf wel.

Hoe anders moet het voelen als je je land ontvlucht en hier uiteindelijk in het donker op deze boulevard aankomt. De taal onmachtig, geen adres op zak en ook geen geld voor een taxi die je waar dan ook heen zou moeten brengen. Geen idee hoe de mensen hier leven. Wat ze drinken, in wat voor bedden ze slapen en hoeveel koters ze gewoonlijk hebben. Je weet alleen dat sommige voorgangers er hier in zijn geslaagd. Wat dat ook mogen betekenen.
Je bent lang onderweg geweest, maar dat bood tenminste de geruststelling dat je niet moest blijven. Doorlopen is makkelijker dan in nieuwe aarde wortelen. 
Er is niks leuks aan angstvallig proberen ijle hoop te bewaren, en je niet te laten wegglijden in dat leeg, hol, bodemloos gat van heimwee dat zo dreigend op de loer ligt om alle kleur uit je leven te zuigen.
La ultima parada. De laatste halte.





08 februari 2012

herzien

Hoeveel jaar is het geleden dat ze nog door deze bossen is gefietst?
Onvermijdelijk dwalen haar gedachten af naar de overdonderende liefde die ze hier beleefde. Lang geleden. Hoe ze hals over kop verliefd werd op een man die zo anders was dan zij. Haar oerman. Puur. Niet geschonden door een teveel aan opleidingen en vergaderingen. Een man voor wie een kat een kat is.
Gevoelig, dat wel. Een zuivere gevoeligheid. Ze smolt in zijn handen.
De enige man waar ze ooit tegen zei: “Met jou word ik oud.” Nooit had ze dat tegen iemand durven zeggen.
Op het toppunt van de passie verklaarde hij zijn diepe liefde : “ Ik zag direct dat jij een sterke vrouw was, en ik dacht : daar ga ik mijn karretje achter hangen!”
Daarmee was zijn doodvonnis getekend, na amper dertig liefdesdagen.
Met die zin bevestigde hij wat ze met alle macht in haar achterhoofd probeerde te negeren. Een achter zich aan hobbelende man bliefde ze niet.
De reactie van haar vriendinnen op die losgeslagen passie had haar eigenlijk al verwittigd: “Nooit iemand een kans ontzeggen.” “Het proberen waard.” “Ben je niet bang dat...” Een goed verstaander heeft niet meer nodig. 
Maar liefde maakt potdoof.
Alzo mijmerend fietst ze verder door dit prachtig gebied dat ze sindsdien nooit meer bezocht. Ze passeert een groepje wandelaars. Haar ogen kruisen een fractie die van een stapper. Hij slaat direct de ogen neer en het is daardoor dat ze hem herkent. Er gaat een schok door haar heen. Hij kijkt niet meer op. En zij fietst door. Omdat alleen 'dag' banaal weinig is, en er eigenlijk niet méér te zeggen valt.
Ze had niet gedacht dat ze hem ooit zo zou kunnen voorbijfietsen. Maar het was een man voor de liefde, niet voor de vlotte babbel met een oude bekende.
In die ene glimp hebben ze elkaar voor altijd herzien.