Pagina's

25 maart 2012

carlos' snoepje


Schat, ik maak me zorgen om onze Carlos.”
Huhh?”
Ja, ik weet niet,...hij is soms zo hebberig. Vanmiddag kreeg hij van oma een grote zak snoep. De buurjongen was hier toen aan het spelen, en hij weigerde ook maar één snoepje te delen. “Het is mijn oma, dus mijn snoep.” Erger nog: daarna troggelt hij dat ventje diens lievelingsautootje af. Niet met schoppen en slaan, maar, gewoon.... hij lult dat manneke gewiekst het autootje uit de handen. Hij kan het niet kroppen dat iemand iets heeft wat hij niet heeft. Pas als het van hem is kan hij weer vrolijk verder spelen.”
Maar liefje, nu overdrijf je toch een beetje. We hebben gewoon een vinnige zoon, die niet op zijn kop laat zitten en waakt over zijn spullen. Dat zal hem later nog goed van pas komen. Let maar op.“


Papa had het bij het rechte eind: Carlos mag zich heden verheugen op een recordbonus voor zijn geweldige inbreng als CEO van Inbev. Een inbreng die de schuldenberg van het bedrijf danig heeft doen slinken. En dit door het toepassen van een paar eenvoudige trucjes: de prijs van het bier fiks omhoog, het aantal werknemers fors naar beneden, en geen belasting op winst betalen.
Fluitje van een cent!

Rijst het probleem: wat doet een mens met zoveel geld?
Honderd drieëndertig miljoen euro.

Hij kan zich eens goed laten gaan op de beurs, maar dan wordt de portemonnee alleen maar dikker. Geen oplossing voor het probleem dus.

De gemiddelde Vlaamse woning kost 220 000 euro. Zo kan hij er zich dus een 600-tal aanschaffen. En dan? Verhuren? Dan kom je toch wéér bij de oorspronkelijke queeste uit.

Niet simpel hoor! Enig out of the box denken is hier wenselijk.
Ik laat mijn fantasie de belachelijk vrije loop: Wat te denken van een tropisch eiland? Helemaal voor hem alleen? Ik vraag het even aan google, en zowaar, er bestaan best wel wat sites voor de aankoop van zo'n hebbedingetje. Ik vind een schitterend exemplaar, zwoelgroene bossen omzoomd door spierwitte palmstranden, het geheel omgolfd door diepblauwe zee.
Vanaf één van de stranden zie je een paar volgens de laatste mode ingerichte riante villa's. Kostprijs van dit paradijs: een kleine tien miljoen euro. Of het huidige personeelsbestand, waar de huisjes wat verderop op wijzen, ook in de prijs begrepen is durf ik niet zeggen.
Maar dit lijkt me al een goede start. Nog honderd drieëntwintig miljoen te gaan.
De moed begint me al in de schoenen te zakken.



Ik zie natuurlijk wel een waaier aan goede doelen die de wereld voor een hele meute mensen wat leefbaarder zou maken. Niet veel creativiteit voor vandoen.
Maar ik vrees dat onze Carlos, die ervoor zorgt dat zijn bedrijf met een belastbare winst van ongeveer zo'n tropisch eiland nul (nul ja) euro belastingen betaalt, niet zo weg zal zijn van mijn voorstel. Dat voorspelde toen zijn zak snoep al.


Een diepe verontwaardiging heeft zich in mijn lijf geïnstalleerd en wipt daar als een ADHD pingpongballetje op en neer. En ik weet wel dat meneer lang niet de enige is. Wat hij steevast als verantwoording inbrengt in de virtuele discussies die ik met hem voer.
Belachelijk!
Maar mama, ik heb die gameboy gepikt omdat Didier dat ook heeft gedaan.”
Ok, dan is het niet erg, schat.”

Eigenlijk begrijp ik het niet: Wat bezielt zo'n Carlos toch?
Hoe kan je die bonus met goed fatsoen accepteren? Wat zeg je dan 's morgens op straat nog tegen de buren? Toch niet gewoon: “Goedemorgen!”?
En durf je nog een klein grof gesneden bestellen bij de bakker? Een mens kan toch niet alle dagen oesters en kaviaar eten?
Waar doet zo'n man dat voor? De kick? 
Het wegwerken van een minderwaardigheidscomplex? 
Of geilt hij gewoon op al die nullen?

En mag een menselijk wezen zo veel verdienen?
Het antwoord ligt in de betekenis van het woord 'verdienen' zelf: ik doe iets goeds of nuttigs, en ik krijg iets in ruil.
Geld meestal, maar dat hoeft niet. Een mens kan ook wat geluk verdienen na het verwerken van veel tegenslag. Of een standbeeld omwille van een heldhaftige daad. Of een koekje omdat je met je step de krant bent gaan halen voor die lieve oude buurvrouw.
Belangrijk in het woord verdienen is wel dat wat men ontvangt in verhouding staat tot wat men geeft of doet. En daar valt wel over te redetwisten, maar wat ons Carlosje hier als extraatje krijgt is te vergelijken met de buren helpen hun auto in gang te duwen bij een batterij-euvel en dan, in plaats van een welgemeende 'dank u wel', als beloning de auto mogen houden, verzekering, taks en ongelimiteerd benzinegebruik inbegrepen.
Elk vergelijk is zoek. 

Dus nee, Carlos, je verdient die bonus niet. En wij, de rest van de aardlingen, verdienen het niet dat er Carlossen zijn die onze broeksriem wat strakker trekken. Onder het mom dat ieder zijn steentje moet bijdragen.

Ik kan er niet tegen.
Niet bij kinderen, nog minder bij volwassenen.
Hebzucht.
Bah!

18 maart 2012

andalucia, 5 augustus.

Een echte Andalusiër doet zoiets niet, om drie uur 's middags langs een ezelspad van het ene witte dorp naar het andere lopen. Na het nuttigen van een stevig boerenmaal op de middag, doorgespoeld met een halve liter of meer plaatselijke wijn. Hij weet dat de struiken dan nog droger en stiller liggen te bakken onder die immense grill die de bergflank verlamt.
Het landschap mist kleur, als een foto die te veel zomers op een zonnige plaats heeft gehangen.

Zelfs de appelsienen die hier paradijselijk langs het traject groeien en bij de minste aanraking in je uitgestrekte hand vallen, bieden alleen lauwwarm sap waar je mond van gaat kleven.

De doorleefde gerimpelde karakterkoppen zijn uit het beeld verdwenen. Ze zitten waar ze moeten zitten : achter een koffie met een digestief in het plaatselijk café. Heilig is de siësta! God zelve verwijdert de levensasem drie uur per dag uit deze streek. Om ons te zeggen: er zit maar één ding op: binnen blijven, eten, drinken en wegdromen.

07 maart 2012

het rode elastiekje




Ze danst de ziel uit haar lijf, als enige trouwens in dit schaapachtig deinend publiek.
Vlak voor het podium heeft ze, haar schonkige anatomie in soepele cadans bewegend, een privé-terrein bedongen. Iedereen deinst een beetje terug.
Haar bloemenjurk is ter hoogte van de open decolleté in volle lente-explosie.
Die net iets te enthousiast wervelende weelde weet ze onder controle te houden met een paar stevige stappers in combats. En haar weerbarstige rosse haarbos met een rood elastiekje.

Nee, moeders mooiste is ze niet, en al haar bewegingen lijken wat uitvergroot, alsof ze denkt dat haar publiek verziend is. Maar ze danst met onvoorwaardelijke overgave, en dat trekt de aandacht. Ze weet dat en geniet ervan.

Bij het derde nummer loopt het mis. Een tot op het bot gemediteerde, recht uit India teruggevlogen ranke amandelkleurige fee komt ingetogen naast haar dansen.
Het meisje is er zich pijnlijk van bewust dat dit soort betoverende heupen niet veel moet presteren om de blikken van haar bloemenweelde weg te snoepen.
Ze kijkt de nimf een beetje teleurgesteld aan, maar krijgt een welgemeende glimlach cadeau. Ook dat nog. Ze is niet eens arrogant. Oogverblindend en
mega-sympathiek. Het meisje ziet haar publiek slinken.

En dan gebeurt het. De zanger grijpt haar mollige hand en noodt haar op het podium. Niet de hippiemannequin, maar zij. En ze gaat. Ze gaat vol, voor heel de zaal. Hààr onverwachte optreden. Stralend van vertederend geluk.
Het rode elastiekje valt uit haar haar. Het blijft de rest van de avond, midden op het podium, de kroongetuige van haar 'moment de gloire'.