Pagina's

08 augustus 2012

la douce france

Op de internetfoto zag het er prachtig uit. Bij het openritsen van je tent zou je verwend worden met een uitzicht over sappig glooiende heuvels waar de wijn al bijna vanaf druipt.
Die belofte helpt ons vooruit bij de laatste tot indigestie gevreten kilometers. We rijden over een  rustig weggetje nu, ver van het geraas van de autostrades. Ik proef de wijn al die ik binnen luttele minuten zal drinken.

We hebben 's morgens gebeld of er plaats is. Pas de problème. En zo belanden we, tussen volleybalveld, toiletten en café geprangd, in een zuiver Nederlandse roedel. De buurman ziet wat exotisme wel zitten, en probeert een pakt met ons te sluiten tegen zijn landgenoten. “Die Belzen, zo'n fijn volk, en zo heerlijk dat de wegen bij jullie nog zo gezellig hobbelen, nou, wij vinden het prima hoor,welkom. Alleen die voetballers van jullie....”

Mijn nekhaar voorspelt iets waar ik nog niet echt de vinger op kan leggen.
We beantwoorden niet helemaal aan dat wat hier van de kamperende medemens verwacht wordt. We hebben de Birkenstock dresscode niet begrepen. En we willen liever niet alles fijn gezellig samen doen. We vinden bio en veggie lekker maar eten ook wel eens schaamteloos worst.

Un vin blanc, dat hebben we nodig. We praten prompt Frans. Deels omdat het leuk is om de landstaal te praten, maar vooral om ongezouten onze observaties te kunnen luchten. Ook dat vindt de buurman geweldig, dat we zo naadloos van Nederlands naar Frans overschakelen.

De volgende ochtend worden we gewekt door luid kakelende kippen die met veel “Nou!” en “Precies!” bespreken of ze liever petjes gaan knutselen of op het ezeltje rijden.
We besluiten dat het voor ons ofwel een rustiger plekje wordt, (er vertrekt al een hele karavaan caravans, dus dat moet lukken), ofwel zelf ook vertrekken.
Dat is echter buiten de snottebel gerekend, die als vakantiehulpje orde op zaken moet houden. “Zo gaat dat niet hoor mevrouw, die plaatsen zijn allemaal gereserveerd. Op welke plaats staat u nu? Ooh, die is ook gereserveerd hoor, u kan niet blijven, u moet weg. U had gebeld? Ja, maar dat was gisteren, u had niet gevraagd of u langer kon blijven, dan had u even moeten reserveren. Dat is normaal hoor, op campings, in het hoogseizoen, u moet altijd van te voren reserveren.“ De dom-oud-mens blik die ze mij daarbij toewerpt is de druppel. 
Ik vertel haar rustig maar ijskoud dat ik al een twintigtal jaar langer in het hoogseizoen kampeer dan dat zij op deze aardkloot rondloopt, en dat ik dus als ervaringsdeskundige spreek als ik zeg dat je dan 'normaal' de mensen erop attent maakt dat er maar plaats is voor één nacht. Ze maakt stilletjes de rekening en vergeet daarbij ons vertier van de vorig avond. Ik zeg er niks van, en betaal met een dom-jong-wicht blik.

We rijden naar een camping municipal, op een prachtige plek met uitzicht op een klein vissershaventje. Aan de receptie hangt een briefje: Zoek gerust een plaatsje, vanavond is de receptie open. Welkom op onze camping.
Een dikke vrouw met fout trainingspak knikt vriendelijk bonjour als we passeren. Haar man zit met bolle ontblote buik geconcentreerd te niksen. Hier is geen zak te doen. We verbinden twee bomen met onze hangmat en trekken een fles witte wijn open.