Op de internetfoto zag het
er prachtig uit. Bij het openritsen van je tent zou je verwend
worden met een uitzicht over sappig glooiende heuvels waar de wijn al
bijna vanaf druipt.
Die belofte helpt
ons vooruit bij de laatste tot indigestie gevreten kilometers. We
rijden over een rustig weggetje nu, ver van het geraas van de
autostrades. Ik proef de
wijn al die ik binnen luttele
minuten zal drinken.
We hebben 's morgens
gebeld of er plaats is. Pas de problème.
En zo belanden we, tussen volleybalveld, toiletten en café geprangd,
in een zuiver Nederlandse roedel. De buurman ziet wat exotisme wel
zitten, en probeert een pakt met ons te sluiten tegen zijn landgenoten.
“Die Belzen, zo'n fijn volk, en zo heerlijk dat de wegen bij jullie
nog zo gezellig hobbelen,
nou, wij vinden het prima hoor,welkom. Alleen die voetballers van
jullie....”
Mijn nekhaar voorspelt
iets waar ik nog niet echt de vinger op kan leggen.
We beantwoorden niet
helemaal aan dat wat hier van de kamperende medemens verwacht wordt.
We hebben de Birkenstock dresscode niet begrepen. En we willen liever
niet alles fijn gezellig samen doen. We vinden bio en veggie lekker
maar eten ook wel eens schaamteloos worst.
Un
vin blanc, dat hebben we nodig.
We praten prompt Frans. Deels omdat het leuk is om de landstaal te
praten, maar vooral om ongezouten onze observaties te kunnen luchten.
Ook dat vindt de buurman geweldig, dat we zo naadloos van Nederlands
naar Frans overschakelen.
De volgende ochtend worden
we gewekt door luid kakelende kippen die met veel “Nou!” en
“Precies!” bespreken of ze liever petjes gaan knutselen of op het
ezeltje rijden.
We besluiten dat het voor
ons ofwel een rustiger plekje wordt, (er vertrekt al een hele
karavaan caravans, dus dat moet lukken), ofwel zelf ook vertrekken.
Dat is echter buiten de
snottebel gerekend, die als vakantiehulpje orde op zaken moet houden.
“Zo gaat dat niet hoor mevrouw, die plaatsen zijn allemaal
gereserveerd. Op welke plaats staat u nu? Ooh, die is ook
gereserveerd hoor, u kan niet blijven, u moet weg. U had gebeld? Ja,
maar dat was gisteren, u had niet gevraagd of u langer kon blijven,
dan had u even moeten reserveren. Dat is normaal hoor, op campings,
in het hoogseizoen, u moet altijd van te voren reserveren.“ De
dom-oud-mens blik die ze mij daarbij toewerpt is de druppel.
Ik vertel
haar rustig maar ijskoud dat ik al een twintigtal jaar langer in
het hoogseizoen kampeer dan dat zij op deze aardkloot rondloopt, en
dat ik dus als ervaringsdeskundige spreek als ik zeg dat je dan
'normaal' de mensen erop attent maakt dat er maar plaats is voor één
nacht. Ze maakt stilletjes de rekening en vergeet daarbij ons vertier
van de vorig avond. Ik zeg er niks van, en betaal met een
dom-jong-wicht blik.
We rijden naar een camping
municipal, op een prachtige plek met uitzicht op een klein
vissershaventje. Aan de receptie hangt een briefje: Zoek gerust een
plaatsje, vanavond is de receptie open. Welkom op onze camping.
Een dikke vrouw met fout
trainingspak knikt vriendelijk bonjour als we passeren. Haar man zit
met bolle ontblote buik geconcentreerd te niksen. Hier is geen zak te
doen. We verbinden twee bomen met onze hangmat en trekken een fles
witte wijn open.