Pagina's

10 december 2016

beetje zwembad



Wanneer en hoe ik heb leren zwemmen weet ik niet meer, in mijn herinnering heb ik het altijd gekund. Geboren als waterrat. Het hoeft dan ook niemand te verbazen dat ik een zwembad al gauw wat te min vond, en me op het echtere werk wou storten. Beginnend met Ardense beekjes, die wat meer weerwerk gaven, zeker als we de stroming met de hulp een zelf gebouwd dammetje nog wat sterker maakten.
De golven in de zee bedwingen, of juist ondergaan, en dit liefst zonder borrels binnen te krijgen, want die waren niet echt lekker. Later, in de bergen, ijskoud water dat je huid doet krimpen en je tenen verkrampt.
Enfin, leg mij ergens in natuurlijk water, en ik ben content. Zwembaden zijn voor doetjes, en stinken daarbij misselijkmakend naar chloor.

Toen ik een jaar of acht, negen was, waren we op vakantie aan een meer. Ik bleef liefst heel de dag in het water en dook van een soort reuze asbak, reclame wellicht, dat detail ging toen aan mij voorbij. Het was een bergmeer, en ik wilde dan ook zo diep mogelijk springen, wat soms toch in wat spannend naar de oppervlakte zwemmen met iets te weinig lucht resulteerde. Maar dat hoorde erbij. En kijk, ik leef nog.

Maar een meer, dat heeft nog meer aantrekkelijks….
Je kan het namelijk overzwemmen.
Ik kan geen meer zien zonder de drang te voelen naar de overkant te zwemmen. Een ingebouwd defect in mijn hersenen.
Mijn moeder was niet echt gewonnen voor het idee. Maar kijk, moeders gunnen hun kroost graag wat plezier, dus bedacht ze een oplossing: Ik mocht overzwemmen, maar zij ging naast me mee op een luchtmatras, zodat ik zou kunnen aanhangen als ik moe werd of krampen kreeg.
Met bonzend hart begon ik mijn tocht. Rond mij kijkend of iedereen wel zag wat voor een huzarenstukje ik ging uitvoeren. Vraag me niet hoever het was, in mijn ogen toen oneindig ver. De oever achter me bleef heel lang dichter dan die voor me, maar ik zwom me de ledematen uit het lijf. 
De steun van moeder-op-luchtmatras vergat ik liever om de spanning er wat in te houden. Ik was namelijk overboord gesprongen uit een piratenschip en zwom voor mijn leven. Achtervolgd door slechteriken. Een wilde zee bedwingend. Heldhaftig was ik.
En ja, ik was moe, maar mijn moeder was kapot, peddelen met een luchtmatras bleek veel zwaarder dan zwemmen. Maar dat was haar eigen schuld, voor mij had ze niet mee gemoeten, pff….

Als nu, een vijftigtal jaar later, een jonge vluchteling -op de vraag hoe hij naar België is gekomen-  antwoordt: ’Beetje boot, beetje zwembad’, denk ik terug aan dat meer. En dat hij wellicht wel liever een naar chloor stinkend zwembad had gehad, in plaats van écht de zee te moeten bedwingen. Zonder moeder-op-luchtmatras. En ja, ook hij heeft het gehaald. Wat niet van al zijn kameraden kan gezegd worden.