Pagina's

10 december 2014

afscheidsbrief


Liefste,

Wat is er moeilijker dan een goede aanzet vinden voor een afscheidsbrief?
De Belgische regen brengt me alvast in de juiste stemming. Van jou weggaan is vanuit een kleurenfilm in een zwart-witprent stappen. Je geur wordt langzaam een herinnering. Ik probeer hem tussen mijn neusharen vast te houden, maar hij verliest snel aan intensiteit. Dat pijnigt me met bitterzoet missen. Waarom heeft een mens steeds het meest intense gevoel als het voorwerp van zijn liefde onbereikbaar is?

Dit jaar heb ik je al drie keer bezocht. Telkens met ander gezelschap. Met een ander doel. Ik vind moeiteloos een goed excuus om weer naar je toe te komen.

Mijn hart bonkt springerig als ik op je tarmac land. Het uitzicht vanuit de luchthaven mag dan aartslelijk zijn, het wonder voltrekt zich weer. Je droge warme lucht en het getjirp van je krekels, het drukke inhoudsloze gebabbel van de geüniformeerde mannen. Op jouw bodem ben ik een ander mens. Levendiger. Zorgelozer. Zelfs mijn stem klinkt hoger en scheller in het Spaans. De tijdelijk gekooide vogel in me mag weer vliegen.

Maar nu heb ik dus besloten om voorlopig niet terug te komen. 
Tenslotte is een passionele lange-afstandsliefde een luchtbel. Tijd om iets negatiefs te beleven heb je niet. Elke minuut is er één om genoten te worden.

Ik wil weer met beide voeten op de grond staan. Belgische grond. Laat me nu maar. Ik zal je niet vergeten. Maar daar zijn en weten dat ik terug moet is pijnlijker dan vanop afstand warme herinneringen te koesteren.

Het ga je goed.

xxx





09 november 2014

speciale man

Vanaf het moment dat ik 's morgens op weg naar mijn werk het fietspad opdraai, denk ik aan hem. We passeren mekaar bijna elke werkdag, we bekijken elkaar altijd en ik moet zeggen: hij intrigeert me.
Ik ga na of ik wel op tijd vertrokken ben, en schat in waar ik hem zal kruisen. En hoe hij me zal aankijken.
Ik krijg namelijk ofwel een nors gezicht ofwel een brede lach. 
Nooit iets tussenin.
Ik durf niet te veinzen dat ik hem niet zie, maar hem ongegeneerd toelachen vind ik ook wat riskant. Tenslotte is hij een vreemde voor me. Een negatieve reactie op een gedurfde lach van mijnentwege zou de luchtbel van onze fietspadrelatie doen springen, en het vanaf die dag ongemakkelijk maken mekaar nog te kruisen.
Dus trek ik elke keer mijn mondhoeken een klein beetje omhoog, zodat het met goed fatsoen ook een natuurlijke, altijd op mijn gezicht aanwezige zwakke glimlach zou kunnen zijn.

Tot het onvermijdelijke dan toch is gebeurd.
Ik was ruim op tijd vertrokken en zag hem dus pas in het park. Daar was hij dan. Het gele fluo-vestje en de donkere helm. Zijn voeten iets te uitgesproken naar buiten gekeerd, de nek te ver naar voor gestrekt om gemakkelijk te wezen. 
Zijn ogen breed omkringd als een op zijn gezicht gebrande ronde bril, als altijd verbaasd de wereld inkijkend. Naar de weg voor hem. En de tegenliggers. Het is een lach vandaag, dacht ik nog. Gezellig. 
Tot zijn mondhoeken plots naar beneden trokken, zijn ogen nog groter werden en zijn oren een verdieping leken te zakken.
In één klap was het duidelijk. Het was geen lach maar een grimas. 
Een onvrijwillige samentrekking van zijn mond, een bevel dat door de andere delen van zijn gezicht welwillend werd gevolgd. Meer was zijn glimlach niet. Nooit geweest.

Dat het geen gewone man was wist ik al lang. Of het enkel fysisch is of ook psychisch zou ik niet kunnen zeggen. Maar wel dat hij anders is dan jij en ik.

Nu de luchtbel toch gesprongen was, was ook mijn reserve weg en gaf ik hem een echte smiley. Waarop ik de prachtigste brede lach terug kreeg. Zijn oren raakten vast in hun poging boven zijn helm uit te groeien, omhooggeduwd door zijn mondhoeken die breder uit elkaar sperden dan een een normale man aankan.
Ja, ik ken je, lachte hij, ik zie je elke dag.
Stoppen deden we niet.

Maar nu weten we dat met de op komst zijnde vrieskou elke ochtend twee harten eventjes zullen opwarmen, dat van mij en dat van de speciale man. 
Ergens op het fietspad. 






02 april 2014

kleuterklas

Ik heb altijd een enorme bewondering gehad voor kleuterjuffen. Hoe ze met een paar zachte woorden een bende ongeleide projectielen rustig en aandachtig krijgen. Hoe doen ze dat?

Ik kan er niet aan tippen. Mijn kleuters leiden een eigen leven. En hebben zo hun goestingskes. Het zijn geen echte kleuters hoor, ze leven in mijn hoofd.
Een overvolle klas. Ze zijn met veel te veel. Mijn piepjonge ideeën.

Wat ben jij toch creatief!”, hoor ik wel eens iemand met een vleugje jaloezie verzuchten. Ja, dat zal wel, maar ga er maar eens aanstaan. Al mijn kleuterideeën hangen aan mijn rokken, trekken aan mijn armen en roepen om mijn volle aandacht. “Ik eerst, ik eerst!”. Ze vertrappelen elkaar, en ik moet moeite doen om op mijn benen te blijven. Want een idee is niet zoiets als een kabbelende gedachte. Een idee, hoe jong ook, vraagt om actie. Het wil gepland en verwezenlijkt worden. En liefst snel. Gisteren nog, als het even had gekund.

Zo vecht de toekomstige verbouwing van ons plat dak tot terras met een nog te verzinnen recept met venkel en gehakt, waarbij het patroon voor een binnenkort te naaien broek van de gelegenheid gebruik maakt oogcontact met mij te zoeken. Een vers nog te schrijven verhaal schopt venijnig tegen de schenen van een half ontworpen schemerlamp. De heftig discussiërende bende ter herinrichting van mijn bureau probeer ik nu even te negeren.

Van discipline hebben ze nog nooit gehoord, mijn kleuters. Ze zijn zo egoïstisch als de pest, en ik krijg ze niet opgevoed. Alles heb ik al geprobeerd. 
Maar ze kunnen me geen seconde met rust laten. Jawel, als ik ze langdurig voor TV leg, dan zijn ze even kalm. Of als ik een stevige wandeling maak. Dan vallen ze door het ritmisch heen en weer schommelen wel eens in slaap.

Vandaag maak ik geen wandeling en kijk ik geen TV, en zijn ze dus niet te stuiten. En ik heb het gehad! Ik hou van hen, echt waar, van allemaal, maar ze moeten eens leren hun beurt af te wachten. Dus wat ze niet van me kennen gebeurt. 
Ik brul boven hen uit. “Stilzitten! Allemaal! En zwijgen!” Het kweken van groenten op onze koer probeert nog even recht te staan, maar ik bliksem het neer met een stalen blik. Zo. Die zijn rustig. Benieuwd wat er gebeurt als ik mijn rug weer draai. 




21 februari 2014

live


Ja, ik geef het toe. Ik was één van die onnozelaars die een jaar of vijf geleden aan het beeld gekluisterd zat voor de geboorte van Kai-Mook.
Niet op de grote schermen op het Mechelse Plein. Zo erg was het nu ook weer niet.
Maar mijn computer stond op, dagenlang mama Phyo Phyo in beeld, bevallend onder het waakzaam oog van hoeveel mensen?
Ook ik kon het niet laten om steeds weer, tussen de bedrijven door, te gaan piepen of er al een olifantenboeleke was. Ik was op zaterdagavond redelijk vroeg gaan slapen en was dus zondagochtend op tijd wakker om de opwinding mee te maken rond het ineens dan toch geboren olifantje. En, ook dit wil ik nog toegeven, ik was tot tranen toe bewogen toen het schattig ding even later kramakkelig op zijn pootjes probeerde te gaan staan. Live tv, spannend, dichtbij, maar ook wel een beetje gênant, dat ook natuurlijk.

We zijn bijna vijf jaar later en Kai-Mookske is een hele Mook geworden, een volwassen olifantenmadam met een eigen leven, ver weg van haar moeder.

Intussen zijn er nog vele schattige girafkes, nijlpaardjes, struisvogeltjes en meer van dat geboren. Maar het blijft niet boeien, en mijn laptop volgt het niet meer op de voet. En niet alleen ik ben er een beetje verzadigd van, dus moet er iets nieuws gevonden worden. Iets anders. Spectaculairder.

Et voilà. De online krantenkoppen schreeuwen het tegen elkaar op:
Volg de onrusten in Kiev live!” Om de paar minuten verschijnt er een nieuw bericht. Hoeveel doden er nu al zijn, en hoeveel meer dat is dan vanmorgen. Wat mensen als laatste boodschap twitteren voor ze dood gaan. Op de foto's kan je precies volgen hoe ze sterven: brandend of met bloedend hoofd, in de armen van een makker of gewoon alleen plat koud op de harde straatstenen. Als je dat nog niet genoeg vindt kan je ook op filmpjes klikken. Achter je bureautje met vol zicht op de gruwel, razernij en paniek van de Oekraïners. Veilig bij het warme kacheltje.

Ik wil mijn kop niet in het zand steken voor de realiteit, dat zal zo'n fris geboren struisvogeltje wel doen. Maar om tijdens Syrië en de Centraal-Afrikaanse Republiek ook deze ellende nog als tussendoortje rauw voorgeschoteld te krijgen? Ik zet , met enig gewetensgeknaag, de live knop op pauze.







13 februari 2014

zwart op wit

Ik weet het, het is mij medegedeeld. En ik zag het al lang aankomen. Maar dit is het moment dat ik het besef. Haar naam in zwart op dik wit papier. Het wringt. Het hoort niet. Het misstaat. Maar het staat er. Zwart op wit. 
De namen van haar kids staan eronder. Elk op een apart lijntje. Op zichzelf staande personen nu. Niet meer: zij en kinderen.

Zij, die altijd zo kleurrijk was, zo eigenzinnig. Gewoon zwart op wit. Met een grijs randje.

De kaart dwaalt rond. Op de keukentafel. Met een magneet op de frigo. Met enige schroom op de stapel te sorteren papieren. Wat doe je met zo'n brief? Weggooien is te koud. En ze kan zich zelf niet meer vrij bewegen. Want wat van haar overblijft staat op deze kaart: haar rouwende familie. Om van haar vele vrienden maar te zwijgen.

Uiteindelijk leg ik haar met eerbied en een zoen in het vak met de kaarten die ik nog zelden zal bekijken maar die ik ook niet kan weggooien. Zo belandt ze tussen een gezellige groep vooral fris geboren baby's. Daar zit je goed, lach ik met een krop in de keel. Haar een beetje geforceerde lach op het doodsprentje (ik vermoed dat ze op dat moment al vreesde waar die foto voor zou gaan dienen) hang ik mee op het fotobord, tussen al die levenden, en een paar anderen die ook al aan haar kant zitten.

Zo, dat is gebeurd. Nu kan de herinnering beginnen. Aan die warme vrouw met een koppige 'my way'-stijl. Die kon lachen en wenen, en vooral voor dat laatste meer dan voldoende reden had. Als er echt een god bestaat, dan had hij een pik op haar, zoveel is zeker. Maar na elk haar maar weer eens overkomen onheil stond ze terug op en ging weer verder. Een straffe madam.





04 februari 2014

de leeuw

Voor de laatste keer loopt hij het inloophuis uit. Definitief gedaan ermee. Gesloten. De buurt is blij. Geen vieze daklozen meer die voor hun deur rondhangen. En kapitaalkrachtiger klanten afschrikken. Proper opgekuist.

Hij weet het wel, dat hij niet altijd de aangenaamste mens is. Dat komt door die leeuw, die in zijn borst woont. Het beest is er altijd geweest. Maar de laatste jaren, nadat hij door Yvette is buitengezet, is het wat meer gaan brullen.

Vroeger ging hij joggen in het bos als hij voelde dat zijn leeuw opstandig werd. Dat hielp. Het beest werd er moe van, van al dat geloop. En midden in het bos mocht hij eens goed zijn muil openzetten. Als er geen andere lopers waren, hij zou die mensen anders de schrik op 't lijf gejaagd hebben.

Hij had nooit gedacht dat zo'n cliché hém zou overkomen: zijn vrouw in bed betrappen met de postbode, de leeuw die wat hard brulde tegen haar advocaat en tegen de rechter, en voilà. Ook de kinderen komen niet meer. Naar waar zouden ze? Hij heeft hen zelfs geen dak meer te bieden, want al zijn geld is naar hun grillen gegaan. En naar die van hun moeder.

De alimentatie was niet meer te dragen nadat hij ontslagen was, wegens herhaalde malen te laat en in redelijk beschonken toestand op zijn werk aan te komen waggelen. En de leeuw had het net iets te benauwd gekregen in de bureaus van de sociale woning, de dop en later bij het OCMW.

Zodoende was het inloophuis zijn thuis geworden. Voor overdag. Een kletske met zijn maten, een klopke op zijn schouder, een grap en een grol, en de warmte die langzaam in zijn lijf drong, vinger voor vinger, teen voor teen. En goed eten. Ook al had hij wel eens durven zagen dat ge dat eten nog niet aan een schurftige hond zou presenteren.

Van tijd tot tijd, als zijne leeuw de beest had, werd hij even buiten gezet om te gaan afkoelen. Dan ging hij langs 't Scheld wandelen. Brullen tegen de boten. Soms toeterden ze terug, nog harder dan zijn gebrul.
Als hij terug rustig was mocht hij weer binnen. Nee, ze waren daar zo slecht nog niet.

Maar ja, Homans dacht er anders over hé. Die zit daar maar in de gazetten te wauwelen dat er een constructieve oplossing gevonden is waar alle partijen achter staan. Alle medewerkers en vrijwilligers stonden perplex. Zelfs zijne leeuw liet van alteratie zijn bek openvallen bij zoveel leugens.

Dat ze wilde zorgen voor de zwakkeren in de samenleving, zei ze. En dat alle daklozen in een ander huis terecht kunnen. Wat ze er niet bij verteld heeft, is dat dat kot waar zij over spreekt geen inloophuis is maar een inloopdouche!
Hygiëne boven alles. En braaf en dankbaar knikken, dat ook.

Ja, die Homans, een slimmeke is het wel. Pel voor pel peutert ze van die ajuin. En alleen wie er midden in zit, die voelt wat ze doet. De rest van de mensen leest in de gazet dat ze het zo menselijk heeft opgelost. En denkt: zo slecht doet die dat niet, eigenlijk.

Maar goed, dat belooft dus in dat nieuw kot, met dat beest in zijn borst. Een maand of zo kan hij dat wel koest houden. Maar veel langer gaat niet lukken. 
En dat nieuw kot pikt zoiets niet. Dus dat wordt een flop, dat voelt hij nu al aan zijn water.

Enfin, hij kan altijd eens proberen bij de Zoo aan te kloppen. Daar krijgen de wilde beesten eten en onderdak. En ontzag als ze hun tanden eens goed laten zien.