Pagina's

13 februari 2013

gouden carolus

Het glas bier staat op een viltje voor hem op tafel. Zijn ogen en mondhoeken hangen diep door. Hij kijkt niet rond, maar voor zich uit. Alsof er maar één punt is in dit café. Daar richt hij de ogen op, net boven het leesbrilletje, dat werkloos op zijn neus hangt: de krant is al gelezen. Van voor naar achter. En nog eens in de omgekeerde richting.
Soms verplaatst hij zijn armen. De handen voor de mond samengevouwen, op de ellebogen steunend. Of beide armen plat op tafel, één hand losjes over de rand hangend. Maar onveranderlijk die troosteloze hondenblik.
Af en toe een nipje van het bier. Spaarzaam, tellend hoeveel slokken de dag nog brengt en hoe hij die best verdeelt. Een slok om de vijf minuten wordt al snel zes biertjes op een namiddag. En hoe meer biertjes in zijn bodemloze tristesse vallen, hoe sneller de slokken elkaar opvolgen. Vertel hem wat.
Zijn waterige ogen dromen weg naar zijn woonkamer, waar de laatste warme adem van zijn vrouw vervlogen is toen. Kinderen hebben ze nooit gehad. Die kan hij logischerwijs dan ook niet missen. De stoof naast zijn fauteuil die de temperatuur in de kamer doet stijgen, maar niet de warmte in zijn botten. Die is verdwenen met het schrijnende verdriet dat hij had. Alles had hij er voor over om dat vreselijke gemis te stoppen. Niets hielp. En toch is het met de tijd verdwenen, dat mes in zijn hart.
Er is alleen weinig overgebleven. Een droeve gelatenheid duwt hem door de dagen. 's Morgens ontbijt hij in de Lunch Garden, en wandelt vervolgens naar dit café. Of naar dat andere, dat ook soms. De tijd passeert.
Af en toe knikt hij wel naar andere vaste klanten, en de dienster doet al eens een praatje. “Alles goed, Louis?” “Zoals gewoonlijk,” zegt hij dan, zijn stem wat hees in gang trekkend, en zowel op zijn gemoed als op de Gouden Carolus doelend. Ze begrijpt hem wel.
Er is maar één ding waar hij soms nog op hoopt: dat hij hier in het café, na een paar weken afwezigheid, een volle dag over de tongen mag gaan, die dag dat ze zijn foto in de krant herkennen bij het interview met de buren die hem een aangename maar stille man vonden, maar al gemerkt hadden dat er de laatste dagen een penetrante geur uit zijn appartement kwam.