Als jonge haantjes klauwen en blazen ze
naar elkaar of hun jonge leven ervan afhangt. Moeder brult dat de
frietjes klaar zijn, en dat ze aan tafel moeten komen, maar haar wens
verdwijnt in de wervelende draaikolk vechtend kind.
Met een vermoeide zucht neemt ze haar
opvoedende taak op:
Eerst worden zoonlief en het vriendje
met zachte, doch kordate hand uit elkaar geplukt.
Ze leggen tijdelijk de strijdbijl
terzijde, maar van gezellig kakelen is nog lang geen sprake.
Schijnbaar onverschillig observeren ze de foto's aan de muur, de
spieren strak gespannen voor de volgende uithaal, uit het zicht van
de moeder.
Die oreert nu de monoloog van de rijpe
volwassene : Komt in de beste vriendschappen voor. Ook bij de grote
mensen. Erover praten. Respect van beide kanten.
Geladen stilte.
Wat moet ze doen om hen weer tot
vrede te verleiden? Wat is er fout gelopen? En hoe kan ze dat
rechtvaardig oplossen?
"Wat ben je nu aan het denken?" vraagt ze zalvend aan haar zoon.
Zijn ogen spuwen vuur. "Dat mijn frieten koud worden!", schreeuwt hij.
Het vriendje proest het uit. Ook zoon kan zijn gezicht niet meer in bliksemstand houden.
Zich haast verslikkend in hun lach spurten
de haantjes arm in arm naar de tafel om zich op hun kip met frietjes
te storten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.