Pagina's

12 september 2015

Hotel des Arts


Als je op trektocht gaat met de fiets, dan kan je dat al eens tegenkomen. Weersomstandigheden.
Nadat ik met eigen gewicht een hele nacht mijn tentje tegen wegvliegen heb beschermd, en ik er als beloning nog een hele lading water bijkrijg, besluit ik mezelf en mijn optrekje een plezier te doen. Ik ga een kamer zoeken om een beetje bij te slapen en het rotweer een hak te zetten. Het is tenslotte vakantie.

Bij de 'information touristique'  krijg ik een hele lijst kamers met prijzen. 
Allemaal op wandelafstand. Perfect. 
Eéntje springt eruit door zijn lage prijs: 'Hotel des Arts'. En omdat ik geen al te grote luxe blief, wordt dat mijn eerst keuze.

Beneden, in het café, zitten twee mensen te ontbijten. Achter de toog staat een wat oudere slonzige man. Op de vraag of hij een kamer heeft volgt een diepe zucht. Hij kijkt in zijn agenda. “Ja,” zegt hij, met duidelijke spijt in zijn stem, “de 25 is vrij.”
Ik vraag of ik de kamer mag zien. Hij bekijkt me alsof ik hem vraag zijn broek uit te trekken. “Madame, dat is gewoon een kamer. Een kamer zoals een kamer is!” Het is een regelrecht verwijt in mijn richting. Hoe durf ik zoiets vragen.
Maar als ik hem een beetje beduusd aankijk, wijst hij toch richting traphal en gaat me met zichtbare moeite voor naar de tweede verdieping. Verschraalde alcohol, een kater dus, denk ik.

Bij de 25 aangekomen blijkt hij “Merde!!!!” de sleutel vergeten te zijn en zonder uitleg verdwijnt hij luid vloekend weer naar beneden. Ik neem voor het gemak maar aan dat hij even later weer naar boven zal komen en blijf staan.

In de 27 is een moeder aan het krijsen tegen haar jengelend kind. Zonder gêne. Liefdeloos.
Om nu te zeggen dat ik me nog gemakkelijk voel, nee, niet echt.

Als ik uiteindelijk de kamer zie, is die helemaal wat ik ondertussen al verwachtte: als je de deur achter je sluit, het raam ondanks het noodweer toch een tijdje openzet, je zonder de lakens te inspecteren op het bed legt, je ogen sluit en droomt van een exotische plaats, dan zou het eventueel nog kunnen meevallen.

De uitbater kijkt me aan met een blik die geen nee accepteert en voor ik het weet heb ik gezegd dat het goed is. Help, wat doe ik nu? Ik heb nu al heimwee naar mijn tentje in wind en regen. Ik vervloek mezelf: dat ik niet tegen die ongelikte beer in durf gaan, het is te gek voor woorden. Dat ik me schuldig voel omdat meneer twee keer die trappen heeft moeten trotseren!

Terug beneden in de bar zeg ik alvast "smakelijk" tegen de twee ontbijters. 
Ze kijken me aan alsof ik hen uitlach. Het ziet er eerlijk gezegd ook niet zo smakelijk uit. Wat een ellende.

Ongelikte beer gaat zijn vrouw halen voor de papieren. Nog tien seconden blijf ik als verlamd staan, en dan, eindelijk, net op tijd, draai ik me om en loop zonder boe of ba het hotel uit. Zonder op madame te wachten. Zonder excuses.

Het is tenslotte vakantie.