Pagina's

20 januari 2013

aktetas

Zeg niet dat het je nooit zou overkomen. Je stapt 's morgens nietsvermoedend de deur uit en wordt bijna omvergelopen door een Maghreb-achtige man die zich de ziel uit het lijf rent, een aktetas stevig onder de arm geklemd. 
Terwijl hij je ontwijkt hoor je de gejaagde adem door zijn keel raspen. Als hij voorbij is kijk je automatisch waar hij zo snel van weg loopt, en of er iemand achter hem aan zit. Op dat eigenste moment besef je dat je bij een witte in kostuum, met diezelfde aktetas onder de arm, naar de andere kant zou gekeken hebben, waar hij in z'n haast naartoe rent. En of hij die tram nog haalt of niet.

Beeldvorming heet dat. In dit geval niets om trots op te zijn.
Nu is er met een beetje beeldvorming in je leven niks mis. Het is namelijk interessant dat je lichaam anders reageert op de nabijheid van een tijger dan op die van een jong katje. Stel je voor dat je elke seconde moest nadenken of een situatie wenselijk, gevaarlijk dan wel verwerpelijk is, met behulp van pro en contra lijstjes, waarbij je de items één voor één moet aanvinken of doorstrepen. Bij de ontmoeting met de tijger was er dan in het beste geval alleen een lap uit je broek. Een beetje automatisme is dus niet slecht.

Maar om botweg de link te leggen tussen een camionette met buitenlandse nummerplaat die in je straat staat en de hogere waarschijnlijkheid dat er een tijger in de koffer zit, dat lijkt me toch wat kort door de bocht. En het op die manier opbouwen van een nieuw innerlijk automatisme van rechtopstaand nekhaar en aan de politie doorgebriefd qui-vive is te gek voor menselijke woorden.

Toen ik als kind mijn broer bij mijn moeder verklikte voor het stelen van een snoepje of ander ondeugend grensoverschrijdend gedrag, vlogen we beide in de hoek. Mijn broer voor het stelen van het snoepje, en ik met een krant onder mijn arm omdat ik 'een gazet' was. Hij had het gevoel betrapt te zijn op iets waar hij toch nog de zoete geneugte van had geproefd, maar ik stond alleen maar aan de schandpaal. Veel erger. Ik was geen kapoen, maar een verklikker.

Bij deze, procureur Dams, van mij hoef je geen hulp te verwachten. Niet dat ik je niet zal bellen als de buren hun kinderen aan hun beentjes uit het raam houden. Maar nooit 'omdat ze eruit zien alsof ze dat eventueel ooit zouden kunnen doen met die rare blik in hun ogen en die verdachte auto onder hun gat', nee.
Mijn moeder zou me terecht weer een gazet aanreiken.









Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.